Bewustzijn… verdorie nogaantoe!


 Bewustzijn… verdorie nogaantoe!
 
 
Alle ervaringen tellen mee          
Ooit vroeg ik me af hoe we konden weten wat er buiten ons was, of we onze ervaring overeenkwam met de werkelijkheid. Stel dat we daar een verkeerd beeld van hebben, hoe komen we daar dan achter… 
Maar dan dacht ik: als we alleen beschikken over beelden, dan kunnen we nooit zien of die wel kloppen: want stel dat je een stapje terug doet en kijkt naar de beelden die uitmaken hoe je de wereld ervaart, dan kan je niet anders dan gebruik maken van dezelfde beelden. En stel dat er iets niet zou kloppen met de beelden die dat je van de werkelijkheid hebt, dan zou je dat met je gemankeerde manier van kijken niet kunnen constateren. Als het beeld van de werkelijkheid blinde vlekken zou hebben, hoe zou je die dan kunnen ontdekken door er met dezelfde blinde vlekken naar te kijken? 
 
                          …. door er met dezelfde blinde vlekken naar te kijken …
 
Je kon er dus niks van zeggen, alle ervaringen waren gelijkwaardig. Er was geen grond om de ene ervaring boven de andere te verkiezen. Maar in plaats van hierover te treuren bedacht ik me dat dit een mooi uitgangspunt was om spontaan te zijn, authentiek, want als je niet kunt weten wat wel en niet ‘waar’ is, welke beelden de werkelijkheid representeren en welke niet, dan zijn alle ervaringen gelijkwaardig, en tellen zij allemaal mee.!
Toch blijft er een onzekerheid knagen.  Stel dat je je druk maakt over iets dat in werkelijkheid eigenlijk niet bestaat… of eigenlijk iets heel anders is…
                                                                                     
Ware en onware kenbeelden
Later leerde ik dat Descartes hetzelfde probleem had gesignaleerd. In zijn filosofie gaat hij er ook vanuit onze kennis van de werkelijkheid gebaseerd is op beelden van de werkelijkheid, zogenaamde kenbeelden. Dat wij de werkelijkheid niet direct zouden kunnen waarnemen, wordt wel het ‘kritisch probleem’ genoemd. Want hoe komen we er nu achter hoe de werkelijkheid er uitziet. In een poging het probleem op te lossen heeft Descartes het (in de zeventiende eeuw) aangedurfd om onderscheid te maken tussen ‘ware’ en ‘onware’ kenbeelden van de werkelijkheid. Hij deed dit niet door te pretenderen dat hij de werkelijkheid kon waarnemen, om te zien welke kenbeelden met die werkelijkheid overeenstemden. Hij probeerde het ‘kritisch probleem’ op te lossen door te stellen dat alleen kenbeelden die ‘helder en duidelijk’ waren zouden overeenstemden met de werkelijkheid. En dat waren de kenbeelden die de ‘uitgebreidheid’ van de wereld lieten zien. Kenbeelden die kwantificeerbaar waren, uit te drukken in kilogrammen, meters en seconden. Hierbij vertrouwde hij op God. Die zou hem hier toch niet willen bedriegen.
De consequentie was dat andere kenbeelden vals waren, wat je niet kon meten of wegen was een illusie. De smaak van wijn, het geruis van de wind, het gevoel van spijt… allemaal een illusie.
 
                                … wat je niet kunt meten en wegen is een illusie …
 
Met zijn idee van ‘kwantificeerbare uitgebreidheid’ voorzag Descartes de opkomende wetenschap wel van een solide fundament: wetenschappers konden zich er nu op toeleggen de materiele wereld te kwantificeren en hun eigenschappen in wiskundige formules te vangen. En er zo vat op te krijgen.
 
             Robotachtigheid
Als je nu dit uitgangspunt serieus neemt en het op jezelf toepast, omdat je ‘in de realiteit’ zou willen leven, zou je dus moeten gaan functioneren volgens wetenschappelijke, vaste wetten, als een automaat, als een robot, waarbij je een wereld aan kwaliteiten over het hoofd zou moeten zien, kwaliteiten die door Descartes als een illusie zijn gediskwalificeerd.
Maar zou je dan ook echt een automaat worden, of een robot? Of zou je nadenken over wat je aan het doen ben en je afvragen waarom je je zo kaal voelde. Maar als je denkt dan ben je niet echt een automaat of een robot.  
Eenvoudig voorbeeld: een kamerthermostaat denkt nooit: ‘wat is het warm, ik zal de vlam in de ketel maar even wat lager zetten’…
    
                              … een kamerthermostaat denkt nooit: ‘wat is het warm’ …
 
Een kamerthermostaat ontvangt een stroompje dat de temperaturu van de lucht representeert, noem het een ‘beeld’, en reageert daar automatisch op, blind, zonder dat daar bewustzijn aan te pas komt.
 
De homunculus die zou zien 
Een bewakingscamera ontvangt ook beelden, maar is zich niet bewust van de beelden. Maar wij zijn dat wel. Hoe kan dat? Om deze vraag te beantwoorden is er wel gedacht dat in onze hersenen een gebiedje is, de ‘homunculus’, dat ‘mannetje’ betekent, een mannetje dat voor ons naar de kenbeelden kunnen kijken.
 
                          … een eindeloze rij steeds kleiner wordende mannetjes …
 
Maar hoe? Door middel van de kenbeelden van onze kenbeelden die in zijn kleine hoofdje worden gevormd? Maar hoe kan hij die dan zien? Zit er in zijn hoofdje dan een nog kleiner mannetje dat toekijkt. Maar ook dat kleinere mannetje ziet nog niks als hij alleen kenbeelden ontvangt…. Zo voortredenerend ontstaat een eindeloze rij steeds kleiner wordende mannetjes die ons geen stap dichter bij het antwoord brengen op de vraag hoe wij weten dat we de kenbeelden zien, hoe we ons daarvan bewust zijn. 
 
Een wetenschappelijke verklaring?
Een homunculus die naar kenbeelden kijkt, dat leidt dus tot niets. Maar als we nu eens zelf gaan kijken, om te zien hoe beelden ontstaan en hoe we ons daarvan bewust worden.   
Dergelijk onderzoek vindt inderdaad plaats. Neurologen, (die zich baseren op de ‘ware kenbeelden’) zijn inmiddels al zo ver dat ze kunnen aanwijzen, hoe en waar onze ervaringen, de beelden, in de hersenen ontstaan. Als we bijvoorbeeld naar de kleur rood kijken (dit wordt vaak als voorbeeld genomen) dan komt dat doordat er electromagnetische golven van een zekere golflengte op ons netvlies vallen, die kleine stroompjes veroorzaken die langs zenuwbanen naar en door de hersenen lopen. Daar horen ook barrieres bij, synapsen, waar chemische stofjes een rol spelen bij het doorgeven van de stroompjes. Uiteindelijk komen de stroompjes uit in de visuele cortex achterin de hersenen. ‘En dat ervaren we als rood’ wordt er dan gezegd. Maar neem me niet kwalijk, hier ontbreekt nog wel een stukje… Hoe ontstaat dit beeld, deze kleurervaring uit het electische stroompje???       
 
                                        …. koekjes bakken van muziek …       
 
Dit lijkt op koekjes bakken van muziek. Een probleem dat ook wel de ‘explanatory gap’ wordt  genoemd, of de’ verklarings kloof’.
En daarbij rest ons ook nog de vraag hoe we weten dat we dat beeld zien, hoe we bewust zijn… 
 
Tautologie
Nu heeft de wetenschap heeft zich ontwikkeld op basis van de filosofie van Descartes, waarin onze ervaring gebaseerd is op kenbeelden, waarbij alleen kenbeelden die ‘kwantificeerbare uitgebreidheid’ de werkelijkheid representeren. Het is de vraag inhoeverre dit uitgangspunt  nog steeds doorwerkt in de hedendaagse wetenschap en of op basis hiervan de ‘gap’ kan worden gedicht.
Misschien is een verklaring voor de kleur ‘rood’ teveel gevraagd, omdat het, in het pespectief van Descartes, bij kleuren om een illusie gaat… hoewel, ook als de wetenschap hiervan uitgaat blijft het de vraag hoe deze illusie dan kan worden verklaard. Want in de ‘echte wereld’ bestaan er dan misschien geen kleuren, maar toch zien wij ze… Hoe? (Met dank aan mijn zoon, Kamiel de Witt)  
En daarbij zal er nog steeds een verklaring moeten worden gevonden voor hoe het kan dat wij ons van de beelden, van onze ervaringen bewust zijn…      
 
Maar zijn we met onze vragen bij de wetenschap wel op het goede adres. Bij een verklaring mag je namelijk geen gebruik mag maken van wat je nog moet verklaren, want dat is vals spelen, dat is een tautologie.
 
         …. geen gebruik maken van wat je nog moet verklaren …
 
Toch is dat wat wetenschappers doen als zij elektrische stroompjes, synapsen en chemische omzettingen aanvoeren om onze bewuste ervaring te verklaren, want hiermee maken zij gebruik van processen in de hersenen, en die maken deel uit van de wereld van onze ervaringen die zij proberen te verklaren.    
 
Uit ‘niets’ te verklaren
Het is dus niet eerlijk om de vraag naar het bewustzijn aan wetenschappers voor te leggen. Maar wat dan?  
Als wij reflekteren op de positie van de wetenschap, en de tautologie willen vermijden dan kunnen we concluderen dat ‘de bewuste ervaring’ niet te verklaren is. Anders gezegd: de bewuste ervaring is uit ‘niets’ te verklaren.  
Of het nu de kleur rood is, of de stroompjes in de hersenen, ‘She loves you’ van de Beatles, of de welke andere ervaring dan ook.
 
                                       … of ‘She loves you’ van de Beatles…
   
En zo kunnen we zeggen dat het probleem is opgelost, toch met dank aan de wetenschap. 
 
Het ‘niets’ dat zijn wij zelf
Het ‘niets’ waaruit ervaringen verklaard kan worden ligt niet ergens op een tafel, noch hangt het op de gang tegen het plafond. Ervaringen die uit het ‘niets’ ontstaan, ontstaan in onszelf. Het ‘niets’ dat zijn wij zelf!
Zo kunnen we zeggen dat we de wereld (van onszelf) kunnen onderscheiden, omdat, en voorzover wij de wereld ‘niet’ zijn. Of ‘niets’. Iets om even te laten bezinken… 
 
          … ligt niet ergens op een tafel, noch hangt het tegen het plafond op de gang …  
 
Omdat ‘ik’, als ‘niets’, de wereld (van mijzelf) kan onderscheiden, kan ik ook zeggen dat ik niet samenval met de wereld, dat ik vrij ben. Het is vooral Sartre die heeft willen laten zien dat dit betekent dat we mogelijkheden kunnen verwerkelijken die verborgen liggen tussen de feiten van onze wereld en dat we door dit te doen onszelf als mens verwerkelijken. 
‘Niets’ zijn betekent ook dat wij dichterlijk en creatief kunnen zijn, zoals Heidegger dat heeft beschreven, want ‘niet’ zijn zoals de wereld om ons heen, kan op vele manieren en als we daarvoor openstaan kunnen we de wereld dus op vele manieren van onszelf onderscheiden cq ervaren. (En zo hoeven we niet verbaasd te zijn dat we ons in de rol van robot niet thuisvoelen!) 
   
Bewustzijn
Het interessante is dat de formulering ‘wij onderscheiden we wereld van onszelf doordat en voor zover wij de wereld ‘niet’ zijn’ niet alleen de herkomst van onze ervaring beschrijft. Deze formulering betekent ook dat ‘ik’ die de wereld van mijzelf onderscheidt, tegelijkertijd in beeld ben met wat ik onderscheid of ervaar. Wat neerkomt op bewust zijn.
 
                                … tegelijkertijd mijn ervarende ‘ik’ in beeld komt …    
 
Ergens onderweg zijn we de homunculus, de ‘mannetjes’ verloren!
Met het ‘niets’ zijn we ook verlost van het idee van ‘kenbeelden’ die al of niet de werkelijkheid weergeven. Als ‘niets’ zijn wij direct aanwezig aan de wereld, zonder tussenkomst van kenbeelden. Het ‘kritisch probleem’ is niet opgelost, maar het hoeft niet meer te worden gesteld. Het is van tafel.
 
Nawoord
We zijn begonnen met de bewuste ervaring op te vatten als beperkt tot kenbeelden die in de hersenen worden gemaakt van de werkelijkheid. Kenbeelden waarvan we ons afvroegen of ze wel klopten met die werkelijkheid. Descartes heeft, met een beroep op God, van die kenbeelden een selectie gemaakt die zouden overeenstemmen met de werkelijkheid, Alles wat kwamtificeerbaar was, dat deugde, de rest was een illusie. Liefde, kiespijn, humor? Allemaal illusies.
 
                                     … liefde, kiespijn, humor … allemaal illusies …
 
Maar pas op: er zijn nog steeds ware en onware ervaringen. Als wij oneerlijk zijn, niet authentiek, dan kunnen wij menen ons bewust te zijn van iets dat niet waar(lijk) is.
Maar anders dan bij de kenbeelden kunnen we nu wel uitvinden wat waar is en wat niet… door eerlijk te zijn, authentiek.
Daarmee heeft authenticiteit heeft een andere betekenis gekregen: het betekent niet meer dat we alle kenbeelden spontaan omarmen, waar of niet waar, het betekent nu dat we ware ervaringen (als we eerlijk zijn) kunnen onderscheiden van onware ervaringen (als we zaken verdraaien of wegfoezelen).                              
 
 
 
             
Nu heb ik eerder de tautologie ingezet om uit te komen bij het ‘niets’, maar daarbij heb ik me nooit gerealiseerd dat het feit dat ‘ik’ tegelijikertijd verschijn met de wereld die ik van mijzelf ‘onderscheid’, neerkomt op een verklaring van het bewustzijn, waardoor een (vergeefs) beroep op de homunculus overbodig wordt.
Dit komt waarschijnlijk omdat ik uitging van het feit dat we ons bewust zijn van onze ervaringen. Zonder de vraag te stelen hoe dat eigenlijk mogelijk is.  
 
Kunnen we nu tevreden achterover leunen en blij zijn met de gemoedsrust die de ontdekking van onszelf als ‘niets’ ons biedt. Waarschijnlijk niet. Want laten we wel zijn, het ‘niets’ is toch iets ongewoons. Velen zullen zich afvragen waar dit over gaat. Wat we ons erbij kunnen voorstellen. En of het ‘niets‘ wel tot de werkelijkheid behoort?  
 
                                        … behoort het ‘niets’ wel tot de werkelijkheid …
 
Misschien moeten we er even aan wennen. Toen in de Middeleeuwen het cijfer ‘nul’ uit de Arabische wereld in Europa werd geïntroduceerd, wilde men er niets van weten. Een symbool voor iets dat er niet was, dat was iets voor oplichters en magiërs, dat moest een uitvinding van de duivel zijn.
 
                                     … iets voor oplichters en magiërs …
 
In 1299 werd het in Florence zelfs verboden met de nul te rekenen. Het duurde nog bijna drie eeuwen voordat men durfde over te gaan tot de Arabische rekenwijze waarin de nul een essentiële rol speelde.  
 
Ook in de natuurkunde hield men niet van de nul, dat wil zeggen van het vacuüm. Dit zou in de natuur niet voorkomen, daar heerste een ‘horror vacui’ een angst voor de leegte. Stel je voor, een vallend voorwerp zou in het luchtledige een oneindige snelheid kunnen bereiken en mogelijk zelfs op twee plaatsen tegelijk zijn!
 
… vallend voorwerp zou een oneindige snelheid bereiken en op twee plaatsen tegelijk zijn …
 
Pas na de experimenten van Torricelli, die vacuüm liet ontstaan boven een kwikkolom,  halverwege de zeventiende eeuw, bleek dat deze angst onterecht was. 
 
Nu moeten we misschien ook even wennen aan het ‘niets’, aan de nul, het vacuüm, in ons hoofd, voordat we dit begrip kunnen waarderen. Hopelijk duurt dat geen honderd jaar… want deze filosofie biedt ons houvast bij een vrij en dichterlijk leven. Verdorie nogaantoe!   

En laten we niet in de war raken als Swaab beweert: ‘wij zijn ons brein’. Hiermee probeert hij het probleem van de verklaring van het bewustzijn op te lossen door het bewustzijn zelf op te lossen, in de machinerie van het brein, en ook niet door Lamme, die ons bewustzijn reduceert tot een ‘babbelbox’. Een leuke paradox, want als hij daarin gelijk heeft dan praat hij dus onzin, en hoe kan hij dan nog gelijk hebben?