Tastbaar en ongrijpbaar


Wat we doen  en dat we dat doen

 


Wat we doen
 

In het gewone dagelijkse leven richten we ons vooral op concrete, tastbare zaken, zoals het comfort van ons huis of de smaak van wat we eten of drinken. En als er dan iets niet naar onze zin is dan proberen we daar iets aan te veranderen. Dat is ‘wat we doen’.   
 


Dat we dat doen
 

Maar soms stellen we onszelf hier vragen over. Op dat moment kijken we niet naar ‘wát we doen’ maar naar ‘dát we dat doen’. Dan ontdekken we dat we vaak dingen bedenken die nog niet bestaan, en dat we vrij zijn om te proberen deze dingen ook te verwerkelijken. Soms merken we dat we zomaar, spontaan, een andere manier ontdekken om de wereld te bekijken… dat er zoiets als creativiteit bestaat. Als we dit alles proberen te begrijpen, dan hebben we het heel moeilijk, want wat we ook ter verklaring willen aanvoeren, alles maakt deel uit van het bestaan dat we ermee willen verklaren. Hier blijft niets anders over dan de verwondering. Als we kijken naar ‘dát we dingen doen’ hebben we dus te maken met vrijheid, creativiteit en verwondering.
           


Twee niveaus en twee talen
 

Op het niveau van ‘wát we doen’ denken we in termen van tastbare omstandigheden, om daar als we dat nodig vinden, invloed op uitoefenen. 
Als we kijken naar ‘dát we dat doen’ denken we in termen van vrijheid, creativiteit en verwondering. Hier gaat het over dingen die niet tastbaar maar ongrijpbaar zijn.
Zo leven we in twee werelden, met elk hun eigen taal. In ons dagelijkse leven denken we in termen die verwijzen naar tastbare dingen, zoals de tocht in huis of het heerlijk bier waar we naar verlangen. Als we hierop reflecteren denken we in termen die naar ongrijpbare zaken verwijzen, zoals vrijheid, creativiteit en verwondering, en dat is een andere taal.
 
Dit heeft gevolgen voor hoe we met elkaar om gaan. Als we de wereld van ‘wát we doen’ de tastbare wereld, proberen aan te passen aan onze wensen, dan kunnen we samenwerken, en dan zijn botsingen niet uitgesloten. Dat komt neer op ongerief, en dat willen we meestal vermijden. Maar er is meer, en dat zien we pas als we nadenken over ‘dát we doen wat we doen’. Dan zien we dat een botsing ook betekent dat we elkaar te kort doen in de wereld van het ongrijpbare, de wereld van de vrijheid, de creativiteit en de verwondering.       

Geen vaag gelul
 

Praten over ongrijpbare zaken is niet aan iedereen besteed. Daarom zijn er veel mensen die het houden op wat tastbaar is. Dit heeft echter geleid tot menige mid-life crisis. Tastbare dingen als een comfortabele huis, goed bier, of reizen naar verre oorden, en een goede baan met een bijpassend inkomen, en zo mogelijk een machtspositie, om dat allemaal te kunnen bemachtigen, het is heel belangrijk, maar je kunt er toch ongelukkig onder blijven. Wat dan toe doen? Geluk is immers een term die niet past in de dagelijkse taal die gaat over wat tastbaar is. Gaan we nu nadenken toch over ‘dát we doen wat we allemaal doen’? Maar dan moeten we aan andere taal spreken… Om dat te vermijden kunnen we proberen we het lege gevoel weg te krijgen door te streven naar meer comfort, duurdere drankjes, verdere reisbestemmingen of een hogere positie op het werk. Zonder vaag gelul. Maar werkt dat?       
 

 

Nog eens een verre reis boeken? (Een schilderij van Marius van Dokkum)

 

Degenen die zich opsluiten in de tastbare wereld van ‘wát ze doen’ hebben ook met elkaar te maken. Als ze een mening hebben over hoe ze met elkaar om willen gaan, waar baseren ze die dan op? Wat kunnen zij aanvoeren als ze het niet willen hebben over het respecteren van vrijheid, creativiteit of verwondering?
Wat kunnen ze gebruiken uit de wereld van tastbaarheden? Wat je ziet is dat zij de nadruk leggen op het comfort van een samenleving zonder botsingen, en dan kunnen zij uitkomen bij het ‘sociale contract’ van Hobbes, Locke en Rousseau. Of ze kijken naar de dierenwereld, waarop zij de mens definiëren als een sociaal dier, zoals de Waal. Of ze kijken naar het arbeidsproces en concluderen dat arbeidsdeling, en daarmee samenwerking, de basis is van onze maatschappij, zoals Marx.  

 

Alles is te gek
 

Je kunt je ook afkeren van het tastbare en reflecteren op ‘dát we doen wat we doen’ en je vestigen in de wereld van het ongrijpbare. Hier kun je de verwondering vooropstellen en alles ‘te gek’ vinden. Of de creativiteit, om de hele dag nieuwe dingen te ontdekken. Of de vrijheid, om telkens van koers te veranderen. Niet saai, maar wat nu te doen bij honger of kiespijn? Hier geen mid-life crisis, maar waarschijnlijk een reeks van ongemakken die zich niet weg laten verwonderen. Dan moet er toch ingegrepen worden op het niveau van het tastbare, maar voor wie dat niet wil… het niveau van het tastbare kan stevig aandringen!     
 

           

 

Scene uit ‘The Young Ones’ met hippie Neil die te midden van de chaos wanhopig probeert positief te blijven en alles ‘te gek’ te vinden. 
 

 
Ook degenen die ‘alles te gek’ vinden hebben in hun leven met anderen te maken. Zij kunnen hun mening over hoe je met elkaar om zou moeten gaan, hun ethiek, direct ontlenen aan het ‘vage gelul’ over vrijheid, creativiteit en verwondering. Maar betekent dat dan dat zij geen problemen zullen hebben bij de omgang met anderen? Als zij voortdurend de vrijheid nemen om, als de verwondering in sleur dreigt om te slaan, iets anders te gaan doen, dan kunnen zij niet echt op elkaar rekenen. Wat al gauw tot teleurstelling kan leiden, tot het gevoel in de steek te zijn gelaten. En het lukt niet altijd om ook dat ‘te gek’ te vinden.          
 


Normen zonder waarden
 

Zij die zich verre willen houden van het ‘gelul’ zullen misschien niet eens de moeite nemen om de wereld van tastbaarheden in verband te brengen met ongrijpbare wereld van vrijheid, creativiteit en verwondering. Zij houden het op: ‘Doe normaal!’. Wat normaal is, dat behoeft geen nadere toelichting, hier volstaat een uitroepteken. Zo worden er normen gesteld voor het dagelijks leven in de wereld van het tastbare, zonder dat er wordt verwezen naar achterliggende waarden die kunnen worden ontleend aan de wereld van het ongrijpbare. Het gaat om hoe het hoort…  
 

 

 

Waarden zonder normen
 

Zij die alles ‘te gek’ vinden en zich richten op vrijheid, creativiteit en verwondering, huldigen hiermee algemene waarden, maar dit kan betekenen dat zij niets willen horen van afspraken of gedragsregels voor het concrete leven van alledag. Van hun kun je zeggen dat zij waarden huldigen zonder normen. Zij moeten elke dag opnieuw hun waarden vertalen, om ze toepasbaar te maken op het dagelijks leven, en vervolgens moeten zij proberen daarover met anderen tot overeenstemming te komen. Het gecompliceerde leven van de hippie.  

 

Godsdienst
 

Dat het onderscheid tussen ‘wát we doen’ en ‘dat we dat doen’ belangrijk is, wordt geïllustreerd door alle wereldgodsdiensten, die speciale momenten hebben ingevoerd voor de beschouwing van ‘wat we doen’. Zoals in het Christendom, waar men hiervoor tijd reserveert, vóór elke maaltijd, en op elke zondag. So far so goed. Maar het ‘wát we doen’ is tastbaar, terwijl het ‘dát we dat doen’ ongrijpbaar is, waardoor je twee talen moet kunnen spreken. Hier gaat het mis als de ongrijpbare zaken die bij de reflectie naar voren komen, worden beschreven in denkwijzen en metaforen die zijn ontleend aan het dagelijks leven. Dan verdwijnt de vaagheid die hoort bij de reflectie op wát we doen. Zo introduceerde het Christendom een Schepper die als een superieure ambachtsman alles en ons heeft vormgegeven, waardoor van creativiteit alleen het productieproces overbleef. Tastbaar.
Aan de metafoor van de Schepper ontleende men ook richtlijnen over hoe men met de wereld om zou moeten gaan, en met elkaar. Praktische richtlijnen die misschien mooi in het tastbare leven van alledag passen, maar het zijn normen zonder waarden: 'Gij zult niet…' En daarmee gaat de reflectie op het idee van vrijheid en de daaraan verbonden ethiek verloren.  
    

              

Dus verdorie
 

Waarom kunnen we niet proberen in te zien dat ‘wát we doen’ en ‘dát we dat doen’ allebei hun eigen bestaansrecht hebben. Want hoe zouden we kunnen vergeten te reflecteren op ‘wát we doen’? Als we ons bewust zijn van ‘wat we doen’, waarom zouden we ons daar dan geen mening over vormen?
En omgekeerd, als we ons concentreren op ‘dát we doen wat we doen’, hoe zou dat mogelijk zijn zonder ‘wát we doen’.
‘Wát we doen’ en ‘dát we dat doen’, deelnemend en beschouwelijk, ongereflecteerd en gereflecteerd, op het terrein van de fysica en van de meta-fysica, denkend in de taal en in meta-taal, over tastbare en ongrijpbare zaken. Het zijn twee niveaus die bij elkaar horen, ze zijn met elkaar verweven.
Als we iets willen realiseren in de tastbare wereld, zoals een comfortabel huis, een kelder met bijzondere bieren of een verre reis, dan vragen we ons daarbij af wat deze kwaliteiten betekenen voor onze vrijheid, creativiteit en verwondering.
En omgekeerd, als we een mening hebben over vrijheid, creativiteit of verwondering, dan kunnen we ons afvragen hoe we deze aspecten kunnen realiseren in de wereld van het tastbare. Zal ik mijn huis verbouwen, ga ik op ontdekkingstocht in het land van de bieren, waarheen zal ik op reis gaan?          
Dus verdorie, waarom zo krampachtig vasthouden aan één van de niveaus! Of aan verwarrende ideeën die schade berokkenen aan beide niveaus!   
 

Een verrukkelijk soort mol
 

Wordt het leven, door het maken van het bovenbedoelde onderscheid tussen beide niveaus, nu simpel en voldoeninggevend?
Dit staat nog te bezien. Hiervoor kunnen we kijken naar de wereld van de sprekende dieren. Zo komt  in een verhaal over ‘Paulus de boskabouter’, van Jean Dulieu, een uil voor, Oehoeboeroe, die bijzonder geïnteresseerd is in Mol. Hij zou deze mol, zoals het uilen betaamt, graag opeten. Maar dat is tegen de zin van Paulus, die hem terecht wijst. Een ethische interventie die voortkomt uit het feit dat praten verbonden is met reflectie op het eigen bestaan, dat wil zeggen met de wereld van vrijheid, creativiteit en verwondering. En als je deze wereld serieus neemt, dan kun je de ander niet meer gewoon als een hapje beschouwen, want dan ben je tevens een soort collega’s. ‘Mededieren’ zoals Juffrouw Ooievaar van de Fabeltjeskrant dat uitdrukte, die allemaal vrij zijn, en creatief en mogelijk vervuld van verwondering. De uil heeft hier moeite mee, maar hij herstelt zich en zegt dan dat Mol een ‘verrukkelijk soort mol’ is. (Paulus en Mol p 57) Een mooie dubbelzinnigheid waarin Mol wordt gekenschetst met één term die in het dagelijkse, ongereflecteerde leven iets anders betekent dan in de reflectie daarop. Een dubbelzinnigheid die aan beide vormen van bestaan recht doet en tegelijkertijd laat zien hoe tegenstrijdig het leven op deze twee niveaus kan zijn.        

 

 


Een verrukkelijk soort mol. Copyright Jean Dulieu

 

De huisspin
 

Na de paring eet de vrouwelijke huisspin het mannetje op (als hij zich niet snel genoeg uit de voeten kan maken). Dat is ‘wát ze doet’ als ze de kans krijgt. Hoe zou het gaan als ze konden praten, als ze hierop konden reflecteren? Dan zouden ze, als mededieren, óók respect hebben voor elkaars vrijheid, creativiteit en verwondering. Dan had het vrouwtje een innerlijk conflict, net als de uil.   
 


Liefde en min aanéén vertuid
 

Seksuele aantrekkingskracht en liefde kunnen elk gerekend worden tot een ander niveau. Seksualiteit kunnen we plaatsen in de wereld van ‘wat we doen’ en liefde in de wereld van de reflectie daarop. Ditmaal zijn ze niet tegenstrijdig, zoals de verrukkelijke mol, maar ze lijken op elkaar. Je kunt elkaar seksueel aantrekkelijk vinden en elkaar lief hebben. Als een van de twee ontbreekt gaat de relatie misschien wringen. Daarom heeft P. C. Hooft (1581-1647) gepleit voor een combinatie van beide: zijn ideaal was ‘liefde en min aaneen vertuid.’
 


Gorilla’s of Bonobo’s
 

Toch lukt het niet altijd om de beide niveaus waarop we bestaan met elkaar in overeenstemming te brengen. Misschien zijn we als mensen ook een beetje zoals Oehoeboeroe of de huisspin, doordat we meer dan goed voor ons is op gorilla’s lijken, de apensoort die er een strenge hiërarchie op na houdt. Wat zou er met Gorilla’s gebeuren als zij daarop konden reflecteren? Zou het een beetje over gaan?
 

 

 

Waar lijken we meer op: op gorilla’s of op bonobo’s?
 

 
Zouden zij elkaar meer vrijheid gunnen, als echte mededieren? Of zou hun gorillakarakter ze blijven plagen. Misschien had de maatschappij er heel anders uitgezien als we meer op Bonobo’s geleken hadden, die voortdurend sexueel actief zijn. Dan was het misschien makkelijker geweest om liefde en min aaneen te vertuien!         
 
 
FK okt ‘12
 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *