Nou jij weer… en dan ik weer


Essay

Rara wie ben ik

A: Wat is het toch wonderlijk dat we gedachteloos zeggen ‘ik doe dit’ of ‘ik vind dat’. Probleemloos ook, tot je je afvraagt wat die ‘ik’ nu eigenlijk voor iets is. Daar heb ik een gedachtenexperiment voor: Stel je zegt ‘ik woon in een huis’ of ‘ik ben in Frankrijk geweest’, dan is het duidelijk dat je ‘ik’ iets anders is dan je huis of Frankrijk.
Ben je dan je lichaam? Stel dan nu dat je zegt ‘dit is mijn arm’… ook dan is het meteen duidelijk dat de ‘ik’ die dat zegt niet hetzelfde is als je arm. Je weet dus ‘dit is mijn arm, maar ik ben niet m’n arm’. Zo ben je ook niet je maag, of je hoofd, of welk lichaamsdeel dan ook.


Dit is mijn arm, dat ben ‘ik’ niet

B: Je kunt dus zeggen dat wat je ook ervaart, of het nu de wereld om je heen is, of je eigen lichaam, wat je ook voelt, ruikt, proeft, hoort of ziet, je bént het niet.

A: Dat wou ik maar zeggen. Om het mooi te zeggen: We ervaren de wereld om ons heen,   anders gezegd, we onderscheiden de wereld van onszelf, omdat en voor zover wij die wereld ‘niet’ zijn.

B: Wacht even, is dat wetenschappelijk bewezen? Dit klinkt toch wel een beetje tricky…

A: Klopt: we zijn gewend om dingen in positieve termen te definiëren. Aan de hand van afmetingen, gewicht en tijdsintervallen. Wetenschap. En dan zouden we ons ‘ik’, die essentiële factor in ons bestaan, die je niet weg kunt denken, zonder alles weg te denken, dan zouden we die ‘ík’ opeens definiëren als ‘niet dit en niet dat’, als ‘niets’…

Niets
A: (vervolgt) Ik ben het met je eens, een ongemakkelijk begrip, zeker omdat we in de afgelopen eeuwen zo veel met de wetenschap in de weer zijn geweest en er zoveel aan te danken hebben. Maar het ‘niets’ is toch geen onbekende. Al eeuwen speelt het een grote rol in de oosterse filosofie en sinds de vorige eeuw ook meer en meer in het westen. Denk aan Heidegger, die sprak van het ‘Nichts’ en van Sartre, die sprak van het ‘néant’.


Het ‘niets’, kijk, dat zit zo…

B: Wacht even, maar het is geen wetenschap.

A: Nou… pas op! Wil je je baseren op de wetenschap omdat dat deze benadering van de wereld betrouwbare kennis zou opleveren? Dan doe je een uitspraak die wetenschappelijk niet te bewijzen is. Ga maar na: een wetenschappelijk bewijs dat wetenschap betrouwbare kennis oplevert… dat is hetzelfde als ‘Wij van WC-eend adviseren WC-eend’! Wat je deed was een filosofische uitspraak, al was je dat niet van plan. Je was aan het filosoferen. Dan zeg ik, als je dan toch aan het filosoferen bent, waarom dan niet toch eens kijken naar wat het ‘niets’ kan betekenen?

De wereld
B: Goed, ik zal proberen mee te denken. Als het inderdaad zo is dat we de wereld onderscheiden van onszelf omdat en voor zover wij de wereld ‘niet’ zijn, kunnen we dan concluderen dat we zonder ‘wereld’ nergens zouden zijn?
A: Goed gezien. Er is sprake van een afhankelijkheid tussen onszelf als ‘niets’ en de wereld.

B: Ga verder. Wat kunnen we ons daarbij voorstellen?

A: Stel dat de wereld er elke dag geheel anders uitzag. Dat er geen lijn in te ontdekken viel. Hoe zouden we deze wereld dan kunnen onderscheiden van onszelf? Misschien als een kakofonie zonder aanknopingspunten. Of als een soort ‘white noise’. We zouden misschien niet verder komen dan deze leeg te ondergaan.
Maar nu toont de wereld ons gelukkig vele herhalingen. Zo kunnen we patronen herkennen. En omdat die herhalingen niet steeds identiek zijn kunnen we ook veranderingen herkennen. Bijvoorbeeld: elke dag is het langer licht.

Blind staren of dichten
B: Zo krijgen wij als ‘niets’ steeds de kans nieuwe dingen te ontdekken. Maar wat nou als de wereld uit pure herhalingen zou bestaan?

A: Het lijkt me aannemelijk dat we dan ook niets meer zien. Want als de wereld een vast gegeven wordt, dan is daarmee indirect de manier waarop we de wereld ‘niet’ zijn, ons eigen ‘niets’, ook vast gezet. Dan zouden we kunnen spreken van een geestdodende wereld. Dan verliest de wereld zijn betekenis.

<img-alt=””-src=”https://flipsight-on-the-flipsite.nl/wp-content/uploads/2023/11/nou376.jpg” style=”height: 221px; width: 224px;” />
Geestdodend en levendig

B: Wat betekent dat we een wereld die uitnodigt tot meerdere gezichtspunten ons als ‘niets’ activeert en tot leven wekt: zodat we kunnen spreken van een levendige wereld?

A: Ik had het niet beter kunnen zeggen.

B: Maar wat nu als je je bewust afsluit voor veranderingen, voor andere mogelijkheden?

A: Ook dan zul je je blind staren, maar dan ben je geestdodend door eigen toedoen. Wil je de wereld van jezelf kunnen onderscheiden, dan zul je jezelf als ‘niets’ de kans moeten geven. En dan komt je wereld tot leven. Dit kun je een dichterlijke houding noemen.

Vrijheid    
A: (vervolgt) Dat we de wereld onderscheiden van onszelf, omdat en voor zover wij de wereld ‘niet’ zijn kun je ook anders zeggen: we vallen niet samen met de wereld, we gaan er niet in op zoals een bergstroom die met geweld tussen de rotsen door stroomt. Machtig, maar niet in staat om eens een andere loop te kiezen of eens even te stoppen.


Zal ik vandaag eens een half uurtje stoppen?

Door de afstand die we hebben tot de wereld kun je ook zeggen dat we ‘vrij’ zijn. Vrij om mogelijkheden te verwerkelijken die we als dichterlijk ‘niets’ hebben ontdekt. Zo kunnen we de mens ook als ‘vrijheid’ definiëren. Vrij om verschillende mogelijkheden te realiseren. Vrij om de wereld, en daarmee zichzelf, te ontwikkelen.


De wereld ontwikkelen

Anderen
B: Nu begrijp ik waarom het zo’n rommeltje is in de wereld. Als we allemaal ‘vrij’ zijn, leidt dat voortdurend tot botsingen!

A: Hoho, niet te snel! Want wat we denken of wat we doen, onze identiteit, is niet los te zien van anderen. Kan ik goed tekenen? Ben ik slecht in talen? Heb ik een slechtgeheugen? Kan ik goed met mensen omgaan? Probeer een eigenschap te vinden die niet relatief is ten opzichte van anderen.
Dat we dit al intuïtief aanvoelen, moge blijken uit het feit dat we graag iets voor anderen betekenen. Als zij mijn inbreng waarderen, dan ben ik goed bezig, dan heb ik een zeker belang, en wat is er mooier dan erkenning! Als het anderen niks kan schelen dan ga ik twijfelen, dan voel ik me misschien leeg en nutteloos.
Je identiteit en de betekenis van wat je doet, zijn niet los te zien van anderen. Dus als je je eigen bestaan belangrijk vindt, dan is dat onmogelijk zonder het bestaan van anderen ook belangrijk te vinden.

B: Je eigen ‘vrijheid’ gaat hand in hand met de vrijheid van anderen. Wie een ander onder druk zet om zelf te kunnen schitteren, of om gevleid te worden, speelt vals.
Als je jezelf als ‘vrijheid’ wil verwerkelijken, dan zul je ook de ander als ‘vrijheid’ moeten erkennen.

A: Zo zijn we niet allen gedoemd om zelf ‘vrij’ te zijn, zoals Sartre opmerkt, we zijn ook gedoemd de ander de kans te geven zich als ‘vrijheid’ te manifesteren. In theorie.

Samen
B: Kom ik toch terug op die voortdurende botsingen in de wereld. Uit de vrijheid van de één kan een plan of een perspectief ontspruiten dat botst op het plan dat ontsproten is uit de vrijheid van een ander.

A: Dat kan, maar als beiden ervan doordrongen zijn dat de vrijheid van de ander evengoed telt als de eigen vrijheid, dan zullen zij in gesprek gaan. Hierin zullen zij na elke toelichting en uitwerking van hun idee de ander vragend aankijken, en nieuwsgierig zijn naar wat het perspectief van de ander hier zou kunnen betekenen.
Zo zullen zij dan samen een nieuw perspectief ontwikkelen waar zij zich beiden in kunnen vinden. Een perspectief dat beter doordacht is dan de twee individuele perspectieven waar ze het gesprek mee begonnen.

Nieuwsgierigheid Beleefdheid Eerlijkheid
B: Dat valt niet altijd mee! Serieus nemen wat de ander ‘als vrijheid’ heeft te melden. De ander kan geheel verschillende perspectieven tevoorschijn toveren, andere voorkeuren hebben en andere associaties bij dezelfde dingen of situaties.

A: Nou en of! Als je dat vergeet, kun je makkelijk verbaasd, afkeurend of zelfs woedend reageren, waarmee je de ander geen recht doet. Een zekere terughoudendheid en een flinke dosis nieuwsgierigheid kan hier wonderen doen. Als je dat niet op kunt brengen is beleefdheid ook een mogelijkheid, maar dat is toch meer een zacht stootkussen dan interesse.

B: Er zijn mensen die dat oneerlijk vinden. Die zeggen dan: ‘Ik zeg het maar eerlijk, maar ….’

A: En dan volgt vaak een onversneden afkeuring. Lekker duidelijk, dat wel, en het klinkt misschien nobel, want eerlijkheid is een deugd, maar vaak ontbreekt hier de interesse of nieuwsgierigheid. Zo krijgt de betreffende ‘ander’ een draai om de oren. Pijnlijk, al is het dan recht uit het hart van de eerlijke gever.

Status
B: Nog een probleem: er zijn mensen die meer gewaardeerd worden dan anderen. Al is het maar op een specifiek gebied. Neem een arts, die wordt gewaardeerd om zijn kennis en vaardigheden als het gaat om gezondheid. Als ik nu met een arts in gesprek ben, en het gaat over medicijnen of medische ingrepen, dan legt zijn of haar mening meer gewicht in de schaal dan de mijne.

A: Klopt helemaal. Hetzelfde hebben we bij bestuurders, rock stars, wetenschappers, TV persoonlijkheden,  noem maar op, bij iedereen die bekend of beroemd is.
Tegenover dergelijke glansrijke personen zijn we geneigd onze eigen perspectieven kleiner te maken. Terecht zijn als we ons op het gebied begeven waarop de ander specialist is, maar vaak worden we ook nog eens ‘kleintjes’ als we met mensen die een zekere status hebben over andere zaken spreken.

B: Soms wordt gezegd dat ze ‘altijd zo gewoon zijn gebleven’. Dan zou een gewoon gesprek mogelijk moeten zijn. Op basis van gelijkwaardigheid.


Altijd gewoon gebleven

Wat we doen en dat we dat doen
A: Er is nog een complicerende factor. Want we kunnen wel filosoferen over dat wij eigenlijk ‘niets’ of ‘vrijheid’ zijn, maar wat betekent dit nu voor hoe we ons in het dagelijks leven gedragen? Of voor hoe we de wereld en elkaar dat ervaren. In je dagelijks leven denk je niet aan jezelf als ‘niets’? Dat verschijnt pas als je nadenkt over wat je allemaal doet.
Toch loopt je ‘ik’ met je mee in wat je dagelijks doet. Als je zit te eten of de stoep veegt, weet je dat het niet een ander is die zit te eten of de stoep veegt. Je bent als ‘ik’  aanwezig zonder dat daar de nadruk op ligt. En daar kan iets mis gaan. Misschien doordat je als ‘ik’ impliciet aanwezig bent bij wat je doet, kun je er per ongeluk vanuit gaan dat je ‘ik’ beschreven kan worden in dezelfde concrete termen waarmee we de wereld van ons dagelijks leven proberen te vatten. Maar daarmee leggen we onszelf ongewild vast, en verliezen besef van ‘niets’ te zijn, of ‘vrijheid’. En daarmee is onze dichterlijkheid en de kans op ontwikkeling in het geding.

Confrontaties
B: Dat zie je terug in confrontaties, waar je wel eens vergeet om elkaar als ‘vrijheid’ te erkennen. Om de wrijving te overwinnen kunnen we ons opstellen of onze ideeën en perspectieven vastgelegd zijn en deze als stenen op de tafel te gooien. Zo zit het en zo moet het. Love it or leave it. Maar deze stenen zijn zo dood zijn als een pier. Dit laat zien dat de stenengooier, misschien wel tegen beter weten in, indirect ook zichzelf heeft vastgelegd. Dat hij of zij vervolgens probeert de stenen steeds meer gewicht te geven kan voortkomen uit het betekenisverlies dat door het vastleggen is ontstaan.

A: Sartre heeft ook een variant geïntroduceerd: de filosofie van ‘de blik’. Hierin wil hij aannemelijk maken dat alleen al de blik van ‘de ander’ dodelijk is. Als voorbeeld gebruikt hij iemand die betrapt wordt als hij door een sleutelgat staat te loeren. Logisch dat je dan verlamd raakt en je gereduceerd voelt tot een object in de wereld van de ander. Sartre doet echter net of we altijd worden verlamd onder de blik van een ander.


Pas op dat je niet betrapt wordt!

Zo vereenzelvigde Sartre de blik van ‘de ander’ met een bestraffende of ‘hatelijke blik’. En hij had het niet over de mogelijkheid en het stimulerende effect van de liefdevolle blik…

Slinksheden
B: Zo weet ik er nog een geniepige: de ‘ruitenwissermethode’. Hierbij laat je de tegenstander rustig alles uitleggen, en vervolgens spreek je het niet tegen, je zet gewoon je eigen standpunt ervoor in de plaats. Ongemerkt veeg je de ander tafel. Dit werkt het beste als je veel ‘status’ weet te suggereren (Ik ben een autoriteit op dat gebied, wist je dat niet, nou nou, dat valt me toch wel een beetje tegen.) De ander zal terugkomen, en misschien serieus reageren, maar dat hoeft geen gewicht in de schaal te leggen als je volhoudt om je eigen  standpunt als ruitenwisser te gebruiken. Als de ander geïrriteerd raakt, dan verwijt je hem of haar: ‘Hela, je wordt emotioneel’.
A: weet ik er ook nog een: je kunt het idee of plan van de tegenstander saboteren door het uit te vergroten en vervolgens rustig uit te leggen dat zoiets niet haalbaar is, niet realistisch.

B: Op een film zag ik een hele subtiele manier om je gesprekspartner annex tegenstander ongemerkt te ondergraven. Een directeur werd boos op zijn ondergeschikte omdat deze een opmerking van hem bevestigde met ‘indeed’. ‘Don’t you indeed me’ was zijn woedende reactie. Wat gebeurde hier: zijn ondergeschikte suggereerde met zijn ‘inderdaad’ dat hij al op de hoogte was van wat de baas hem net vertelde en dat de baas dus ‘inderdaad’ gelijk had. Zo had hij de baas geplaatst binnen het eigen perspectief.


Don’t you indeed me!

A: Nog een: je kunt het standpunt of de bewering van je gesprekspartner afronden met een slotopmerking. Ook dan heb je hem opgenomen in je eigen perspectief, ingepakt als het ware. Om je actie veilig te stellen verdient het aanbeveling om meteen over iets anders te beginnen, of beter, om het gesprek een wending te geven. Bijvoorbeeld door een nieuw feit te introduceren.

B: En wat denk je hiervan: Je kunt het ook idee van de ander ook koloniseren. Je neemt het over en geeft er een eigen draai aan. Misschien door het als onderbouwing te gebruiken voor je eigen perspectief.

A: Misschien is dit ook een goeie. Ooit las ik dat iemand steevast antwoordt gaf in de vorm van een verhaaltje. Op de vraag van een architect aan de opdrachtgever wat deze zou willen beschrijft deze een woning in houtbouw, een beschrijving van wat daar allemaal interessant aan is. De architect moet uit deze beschrijving proberen te concluderen wat de opdrachtgever eigenlijk wil. ‘Bedoel je soms dat we op houtbouw moeten overgaan?’ Dan kan de opdrachtgever doorgaan over een woning die hij heeft gezien, waarin op alle verdiepingen badkamers waren aangebracht. ‘Bedoel je soms dat we meerdere badkamers moeten ontwerpen… in hout?’
Als je verwarring sticht, ben je zelf de aangewezen persoon om dat recht te zetten. In je eigen perspectief! ‘Nou, dat bedoel ik niet, maar ik was laatst in een huis, en daar hadden ze … ‘

Uitzichtloos leven
B: Dat mensen zichzelf niet als ‘niets’ of als ‘vrijheid’ zien, beperkt hun vermogen om dingen in een ander licht te zien, in een ander perspectief te plaatsen. Dit kan leiden tot problematische contacten met ‘anderen’, het kan ook leiden tot een wat je met enige overdrijving een uitzichtloos leven zou kunnen noemen. Dodelijk saai. Door de heersende manier waarop wij over onszelf denken, namelijk in concrete termen, is dit gevaar vrij algemeen en uit het zich op verschillende manieren.

A: Je bedoelt zoals mensen die uren over hun vakantiebelevenissen praten, of over wat ze allemaal op hun werk doen, of met hun kinderen, allemaal beschrijvend. En zonder dat er ooit een perspectiefwisseling komt, of een vraag die een nieuw licht op de zaak werpt.


En het gaat maar door

B: Ouders op het schoolplein. Het lijkt wel of ze eerder steun of bevestiging bij elkaar zoeken, dan dat zij op avontuur gaan in hun ervaringen, met de nodige dichterlijkheid.

A: En juist door van zichzelf als ‘vrijheid’ weg te lopen veroorzaken ze dat hun ervaringen vervlakken en aan betekenis verliezen. Dat verklaart misschien de steun die zij bij elkaar zoeken.

B: Een andere manier om beschrijvend en concreet te blijven is het opwerpen van logistieke puzzels. Bij alles wat ik vandaag nog moet doen vraag ik me af hoe ik dat vervoertechnisch oplos. Rekening houdend met tijden dat ik ergens moet zijn, ontmoetingen, reistijden en mogelijke wachttijden. Dit lijkt dynamisch, omdat het over bewegingen gaat, maar op het vlak van de vrijheid gebeurt er niets. Dodelijk! Geen dichterlijkheid, geen nieuwe inzichten.

A: Als een ‘dichterlijke’ levens houding betekent dat je nuances kunt aanbrengen door van kijkrichting te veranderen, nieuwe verbanden te leggen, bijvoorbeeld door verschillende associaties te proberen, dan gaat deze levenshouding gepaard met een zekere gevoeligheid voor nuances.
Maar gevoeligheid kan ook concreet genomen worden, denk aan de prinses op de erwt. Ze is een hoogstaand wezen, een prinses, en waar blijkt dat uit? Uit haar gevoeligheid. Maar pas op, dit is een hele concrete gevoeligheid die niks met dichterlijkheid te maken heeft. Ze is geen dichteres die in hoger sferen verkeert, ze is allergisch voor minimale ongerechtigheden.

B: Een sprookje natuurlijk, maar niet een denkbeeldig probleem. Je kent ze wel, mensen die zich erop laten voorstaan dat zij een bakker hebben gevonden ‘die de lekkerste broodjes’ bakt. Of opscheppen over de speciale wijn die ze in Frankrijk halen, bij een speciaal adresje, met net de juiste smaak. Allemaal concreet en kwantitatief. Niet de gevoeligheid die meekomt aan dichterlijkheid.


Van een speciaal adresje in Frankrijk

A: Heidegger had ook een mooie: mensen zouden over het algemeen denken zoals ‘men’ denkt. Maar daarmee spreken zij niet uit als ‘vrijheid’ en verliezen zij de dichterlijkheid en de kans op ontwikkeling. Misschien in een poging zich te verbergen in sociaal wenselijk gedrag.

B: Als mensen zichzelf proberen te begrijpen in termen van concrete feiten of processen, dan kan er, als zij in gesprek gaan met elkaar, toch wel eens een soort dichterlijkheid of avontuur ontstaan. Maar pas op, niet zelden komt dit neer op een soort gesteggel over feiten. Over hoe het nu precies zat. En over wie wat gezegd heeft. Even lijkt het misschien op levendigheid, net als het oplossen van logistieke puzzels, maar het komt niet verder, er ontstaat geen nieuw perspectief.

A: De tegenstelling tussen dichterlijkheid en concreetheid kom je ook tegen in het verschil tussen welzijn en welvaart, en jezelf ontwikkelen en overleven.

B: Nu moet ik toch zeggen dat ‘dichterlijkheid’ wat theatraal begint te klinken. Zeker na het ‘niets’ en het idee dat we dit ook ‘vrijheid’ kunnen noemen. Misschien dat je ook kunt denken aan verstrooidheid. Of humor. Alle gemoedstoestanden waarin kansen liggen voor het doorbreken van zekerheden en het openen van nieuwe mogelijkheden. Voor het besef dat je nooit weet waar je niet aan gedacht hebt, wat een aanmoediging is tot openheid.

Vermoorde onschuld en ventdetta
A: Allemaal problemen die voortkomen uit het feit dat we gewend zijn om te denken in termen van processen. Ik weet nog een probleem, van een iets ander kaliber.
Het was geloof ik Brecht die zei: ‘Erst kommt dass Fressen, und dann kommt die Moral’. Eerder had Maslow een piramide geschetst met onderin lagere behoeften, zoals voedsel en onderdak, en in de top onze hogere, zoals zelfontplooiing en zingeving. De mens zou pas aan de hogere behoeften toe kunnen komen als de lagere veilig gesteld waren. Later heeft hij dat herroepen, en misschien was dat wel terecht, want vaak zie je dat beide niveaus, de top en de basis van de piramide beide actief zijn. En een tegenstelling vormen. Met als gevolg dat iemand die hevig verliefd is, (basis) zich misschien zal laten verleiden tot het goedpraten of niet opmerken van enkele problemen die samenhangen met de zelfontplooiing (top) van zijn of haar beoogde geliefde.

B: Als je daarop let zie je zulke dubbelzinnigheden op veel plaatsen. Zo hebben ook bedrijven een drive: zij willen groeien om te overleven. Maar tegelijkertijd willen zij de consument tevreden stellen. Erkennen als mens, als ‘vrijheid’, en niet als wandelende portemonnee. Hoe kunnen ze die twee invalshoeken verenigen? Niet zelden wordt de consument zogenaamd te vriend gehouden, terwijl deze intussen schaamteloos wordt verleid en gemanipuleerd met reclame, omwille van de groei van het bedrijf, die (achter de coulissen) toch echt voorop staat. Beide invalshoeken worden in schijn verenigd, de dubbelzinnigheid wordt gemaskeerd. Als consument voel je hier misschien nattigheid, maar je weet niet zeker of dat terecht is.

A: Een sterke drive kun je verwachten uit de basis van de piramide, waar het over overleving gaat, maar gek genoeg kan zo’n drive ook voortkomen uit de hogere regionen van de piramide, op het moment dat overleving ook daar een rol is gaan spelen. Met de bijbehorende dubbelzinnigheid. Zoals bij een kunstenaar die kunst maakt om beroemd te worden, of bij een zakenman die president wil worden om z’n ego te strelen. Voor beiden een vorm om te overleven. Maar is die kunstenaar nu authentiek kunst aan het maken of is hij bezig z’n publiek te bedienen om maar beroemd te worden. En die president, is hij er nu voor zijn kiezers, of is hij alleen bezig zichzelf als held te profileren. Drives uit de top van de piramide die evengoed verwarrende dubbelzinnigheden kunnen oproepen…

B: Drives, ze kunnen storend optreden, misschien is het daarom dat mensen ze proberen te vermommen, om ze in te passen in een verhaal waarin de vrijheid van de ander niet wordt misbruikt, gemanipuleerd of onderdrukt.
Zo kan een bankdirecteur uit de bancaire graaicultuur beweren dat de beloning die hij of zij krijgt van de bank ‘marktconform’ is, en dat daardoor de beste krachten aan de top komen bij het bankwezen. Wat dan weer in het algemeen belang is.

A: Als iemand daar tegenin gaat, zal deze directeur dat als een persoonlijke, onterechte aanval interpreteren. En daarmee zijn de rollen omgekeerd: het is de criticus die nu de vrijheid van de bankdirecteur wil beknotten. Onterecht natuurlijk, althans in de interpretatie van de bankdirecteur, die klaar staat de vermoorde onschuld te spelen. Zijn integriteit wordt aangetast, hij is ‘beschadigd’, en heeft zo’n grote verantwoordelijkheid en hij werkt zo hard!

B: Waarbij je ziet dat respect voor elkaars vrijheid het uitgangspunt is. En misschien gelooft zo’n directeur in z’n eigen mystificatie…

A: Een gevaar dat een terechte verdediging van de vrijheid van de 99% wordt gezien als een aanval op de vrijheid wordt gezien op de vrijheid van de 1%.

B: De vermoorde onschuld… Als zo’n aantasting van de vrijheid van de andere partij werkelijk onbewust is, en de partij die zich benadeeld voelt tot sancties overgaat zal de onbewuste ‘overtreder’ dat natuurlijk onterecht vinden. Ook een partij die weet dat zij de vrijheid van de andere partij aantast, en speelt dat zij van niets weet, kan op dezelfde manier reageren. Sancties van de benadeelde partij zullen dan oprecht of gespeeld als onterecht worden aangemerkt. En misschien als reden om ook tot sancties over te gaan. Waarop partijen elkaar de schuld geven te zijn begonnen en beide menen dat hun sancties terecht zijn. Vendetta tot in de eeuwigheid.

Nou jij weer… en dan ik weer
A: Als het waar is dat wij als ‘vrijheid’ met elkaar verbonden zijn, en dat wij ons daardoor een idee kunnen vormen van onze identiteit, dan kunnen we wel zeggen dat hier nog wel iets te verbeteren valt…
Omdat we het vaak al moeilijk vinden onszelf als ‘vrijheid’ te zien. Maar ook omdat de erkenning van elkaar als ‘vrijheid’ vaak spaak loopt op verschil in inzicht, gebrek aan nieuwsgierigheid en beleefdheid, misbruik van status, waarbij we onszelf al of niet door onderlinge strijd, vastzetten en ‘dood’ definiëren.

B: En nu dus ook eens door dubbelzinnigheden die ontstaan door gemystificeerde zelfzuchtige drives. Je kunt wel stellen dat de ideeën over onszelf waarschijnlijk behoorlijk gemankeerd zijn, en dat we daardoor voor een groot deel zijn aangewezen op wat we zelf hebben bedacht over onszelf en de anderen… dat we dus grotendeels in een illusie leven. Dus vraag ik me af wat onze hele gedachtewisseling eigenlijk waard is!
Nou jij weer…. En dan ik weer!

A: Als ik je goed begrijp, dan is ook jouw vraag over wat onze gedachtewisseling waard is gebaseerd op een illusie. Wat is dan de waarde ervan? Moeten we ons er iets van aantrekken?

B: Eh….. eh… goeie! Nog koffie?

Flip Krabbendam okt. 2020

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *