Terug naar de cultuur


De homo reciprocus en onze bevrijding van de onzichtbare hand

In de economie wordt uitgegaan van de ‘homo economicus’, die wordt voorgesteld als een berekenend wezen dat slechts op zijn eigen belang uit is. Daarvoor kan hij terecht op de ‘vrije markt’. Het idee is dat deze ervoor zorgt dat ieders behoeften optimaal bevredigd zullen worden. Regeringen in een groot deel van de westerse wereld lijken dit idee massaal te onderschrijven, en zij treden terug om de ‘marktwerking’ de kans te geven.      

Psychologie en sociologie
Maar er is kritiek op dit mensbeeld van de ‘homo economicus’. Psychologen vertellen ons dat onze keuzen niet zo rationeel zijn als hier wordt verondersteld. We kiezen veel meer op ons gevoel dan op grond van berekeningen. Onderbewustzijn, intuïtie, sociale achtergrond, opleiding, er zijn heel wat omstandigheden die onze keuzen minder rationeel maken. Daarom zou men in de economische wetenschappen beter uit kunnen gaan van de  homo psychologicus.
Maar ook de sociale omgeving is van invloed op de keuzen die mensen maken: zij kiezen producten die geassocieerd kunnen worden met de groep waar zij bij horen of bij willen horen. Dat zou ervoor pleiten uit te gaan van de homo sociologicus.  

Reclameblok
Het mensbeeld waar men in de economie vanuit gaat zou misschien moeten worden aangepast, maar het is de vraag of bij beide alternatieven voldoende naar de praktijk is gekeken. Je hoeft maar één keer een reclameblok op de televisie uit te zitten om te beseffen dat aanbieders op de vrije markt van een heel ander mensbeeld uitgaan. Zij zien de mens als een wezen dat op allerlei manieren te verleiden is. Bijvoorbeeld door te wijzen op het statusverhogende effect van een product, of op het ingebakken geluksgevoel, of op het idee dat een aankoop de authenticiteit van de koper bevestigt, of zelfs zijn vrijheid! Om dit idee kracht bij te zetten wordt de aangeboden waar vaak gepresenteerd in een context van gelukkige, aantrekkelijke, vaak vrouwelijke personen, in een omgeving die geassocieerd kan worden met status, geluk en vrijheid. Een oude stad, een palmenstrand of een avontuurlijk landschap.   
 

 
            
Gelukkig door aankoop cabrio
 
Onderzoek naar verleidingstaktieken
Tegenwoordig kan met hersenscans bepaald worden welke reclames effectief zijn en welke niet. Neuromarleting. Het blijkt dat afbeeldingen van geliefde stripfiguren of bekende Nederlanders doel treffen in de hersenen, ook keurmerken helpen of de aanbeveling ‘als beste getest’. En omdat niet wettelijk is vastgelegd waar keurmerken en tests aan moeten voldoen, is hier alles geoorloofd. Wettelijk toegestane ‘alternatieve feiten’.  

Ook de inrichting van supermarkten is onderzocht. Al in de vijftiger jaren onderzocht Victor Gruen in de VS hoe men klanten het beste tot kopen kon verleiden. De uitkomsten van dit onderzoek kan men in de eigen supermarkt terugvinden. 
Direct na de ingang bevindt zich gewoonlijk de groenteafdeling, waar men zelf vruchten en groente kan uitkiezen, afwegen en in zakjes doen. Deze groenteafdeling werkt als een ‘decompressiezone’ die de klant tot stilstand brengt, om deze minder gehaast te maken en minder doelgericht. Als de doorloopsnelheid wordt afgeremd, blijken klanten ontvankelijker voor aanbiedingen en gaan zij gemakkelijker over tot het aankopen van producten waar zij niet voor gekomen waren: impulsaankopen.   

Decompressiezone remt doorloopsnelheid en stimuleert impulsaankopen
 
En de decompressiezone is pas het begin. Aangezien mensen de neiging hebben om rechtsom te lopen, met de wijzers van de klok mee, wordt de draairichting in supermarkten als het kan omgekeerd, om de doorloopsnelheid af te remmen, ook weer om klanten te verleiden tot impulsaankopen.   
Verder worden dagelijkse benodigdheden, zoals brood, melk en eieren, achterin de winkel aangeboden zodat men de hele winkel moet doorkruisen. Dit om de klant zoveel mogelijk te kunnen confronteren met aanbiedingen, ook weer met het doel impulsaankopen te bevorderen. Hiervoor wordt er voor een passende ambiance gezorgd. Weldadige geuren, kleuren, licht, muziek en gratis koffie moeten de klant in een prettige stemming brengen. Dit wordt omschreven als de ‘happiness factor’, want een vrolijke klant is een kooplustige klant.
Dan is er de ‘ooghoogtetactiek’ die er op neerkomt dat men duurdere artikelen op ooghoogte neerlegt en aanbiedingen op de onderste of de bovenste plank.
De leuke kleine kinderwinkelwagentjes zijn ervoor bedoeld dat kinderen hun ouders ‘helpen’ met impulsaankopen te doen. Daarvoor biedt de supermarkt snoepgoed en voor kinderen aantrekkelijke producten aan op de tweede plank van onderen, waar kinderen er goed bij kunnen.
Bij de kassa, waar men moet wachten wordt snoep aangeboden. Dit is een plek waar het extra moeilijk is om het snoepgoed dat kinderen hier op de band leggen weer terug te leggen. De kans bestaat namelijk dat zij daarover gaan zeuren of huilen en dan zijn andere klanten die ook in de rij staan getuige van hoe men optreedt tegen de eigen kinderen. Door producenten wordt hier in positieve zin gesproken van de ‘jengelfactor’ van producten.

Sisyphus en de sirenen
De ‘homo seductus’ wordt op verschillende wijzen onder druk gezet. Als ‘homo economicus’ wordt hij geacht, met het oog op z’n eigenbelang, jaarlijks de ziektekostenverzekering te heroverwegen, evenals de energieleverancier, de bank, de autoverzekering, de hypotheek, de brandverzekering, de WA verzekering, als ook het kabel-, telefoon- en internetabonnement. Alles wat geregeld lijkt te zijn moet worden overgedaan. Alsof je steeds opnieuw de band van je fiets moet oppompen. Daarnaast kan het voordelig zijn om per behandeling uit te zoeken welke (tand)arts of welk ziekenhuis het voordeligste is omdat er misschien een goedkopere aanbieder is. En dat is nog lang niet alles, eigenlijk moet de homo economicus regelmatig alle supermarkten in de omgeving afgaan voor aanbiedingen om te zien waar de dagelijkse boodschappen het voordeligste zijn. Intussen loopt de ‘homo sociologicus’ met hem mee om hem te vertellen welke producten ‘in’ zijn, waardoor hij erbij hoort of aanzien verwerft, terwijl de ‘homo psychologicus’ hem het geluk voorspiegelt en het gevoel vrij en authentiek te zijn door bepaalde aankopen. De ‘homo seductus’ is hier een soort Sisyphus, omringd door de Sirenen.     

Einde van de geschiedenis
Stel dat we de economische wetenschappen zouden verrijken en verdiepen door van beide mensbeelden uit te gaan, dan blijven we toch gevangen in een zekere eenzijdigheid, want nog steeds zou de zou de mens worden gereduceerd tot een koper waarop voortdurend druk wordt uitgeoefend om steeds het beste te kiezen uit een veelheid van voordelige en verleidelijke aanbiedingen.
Noch als homo economicus, noch als homo seductus komen we op deze manier toe aan onszelf, aan wat we zouden willen op basis van onze eigen ervaring. Nu verandert het aanbod wel voortdurend, producenten overladen de 'vrije markt' met steeds nieuwe voordelen en nieuw vermaak, maar dit gaat geheel buiten de consument om, en het is eigenlijk alleen maar meer van hetzelfde.'The more it changes, the more it stays the same’. Hier kunnen we aan de filosoof Fukuyama denken die in 1989 stelde dat onze op de vrije markt gebaseerde samenleving het einde van de geschiedenis betekende. Hij bedoelde dat niet als een waarschuwing… maar zo kunnen we er wel naar kijken.
 
Begin van de geschiedenis
Stel je voor: eeuwen geleden vestigden de Kaninefaten (tegenwoordig: Cananefaten) zich het bosgebied achter de duinen.

Kaninefaten vestigen zich in bosgebied achter de duinen
 
Zij zochten open plekken uit waar de bomen hen enigszins tegen de wind beschermden, maar niet tegen de regen. En zo bouwden zij daken boven hun verblijfsplek.
 

Een dak tegen de regen
 
Nu bleven zij droog, maar zij hadden toch nog last van de wind. Wanden boden enige bescherming, maar pas nadat men deuren had bedacht, die afgesloten konden worden, kon men de ruimte onder het dak van de buitenwereld afsluiten en zat men echt uit de wind. Maar opnieuw kon de situatie verbeterd worden. Het kon binnen namelijk toch nog flink koud zijn en daarom haalden zij het houtvuur binnen, maar niet nadat ze iets hadden gevonden op het probleem van de rook: een opening bij de nok van het dak.  
 
                 

Wanden en een opening voor de afvoer van rook
 
Zo voortredenerend kun je je voorstellen hoe een eeuwenlange ontwikkeling uiteindelijk leidde tot het woonhuis van nu. Deze schets is slechts een fictieve geschiedenis, toegegeven, maar daarom niet minder geschikt om als voorbeeld te dienen van hoe we de wereld om ons heen kunnen ontwikkelen.
 
Homo reciprocus
Uit het voorbeeld kunnen we aflezen dat er bij ontwikkeling sprake is van twee houdingen.
a) We ondergaan de situatie, receptief, waarbij we ervaren wat ons bevalt en wat verbeterd kan worden en b) we grijpen in, actief, om de situatie te verbeteren, waarbij we rekening houden met wat in ons vermogen ligt. Deze houdingen, receptief en actief, zijn wederkerig en de wisselwerking tussen beide maakt ontwikkelingen mogelijk. Dit is kenmerkend voor de mens die hierdoor (als het enige schepsel onder de zon) door de eeuwen heen zijn omgeving heeft kunnen ontwikkelen. Laten we deze mens daarom de ‘homo reciprocus’ noemen, de mens van de wederkerigheid. Dan hebben we een houvast bij het begrijpen van ontwikkelingen. En bij het begrijpen van wat ontwikkeling tegenhoudt!

De onzichtbare hand
Ons huidige economische bestel is terug te voeren op de ideeën van Bernard Mandeville en Adam Smith, beiden levend in de 18e eeuw. 4) Zij betoogden dat het voor de maatschappij als geheel het beste was als ieder zijn of haar eigenbelang nastreefde. Adam Smith stelde voor dat consumenten en producenten elkaar op een ‘vrije markt’ zouden treffen om te onderhandelen, waarbij zij elk uitgingen van hun eigen belang. Als voorbeeld gaf hij een klant die bij de bakker kwam. Doordat klanten ook bij andere bakkers brood konden kopen, zouden alle bakkers scherp blijven en proberen het beste brood voor de laagste prijs aan te bieden. Zo zouden bakkers efficiënt produceren en klanten zouden de beste waar krijgen: een situatie waarin het eigenbelang in ieders belang zijn. Het zou lijken of een ‘onzichtbare hand’ ervoor zorgde dat ieder zijn of haar deel kreeg.

Hoewel Adam Smith beweerde dat vertrouwen een belangrijke factor was, baseerde hij z’n economisch model op een consument die principieel onbetrouwbaar was. Want eigenlijk zei de consument tegen de producent: ‘Als ik het ergens anders beter kan krijgen, dan ben ik weg’. Wie zoiets tegen zijn of haar partner zegt, kan ervan uitgaan dat dit het einde van de relatie betekent.

Het hoeft ons dan ook niet te verbazen dat de producent probeert te overleven door de consument onder druk te zetten en door groot te worden. Helaas zijn er ‘meerdere bakkers’ die hetzelfde willen, dus eigenlijk is niet ‘groot’ het goede antwoord op de onzekerheid, maar ‘grootste’. Of ‘grootste van de wereld’.

Verslaving
Als gevolg hiervan zien we bedrijven die proberen te groeien door producten op de markt brengen die bedoeld zijn om de klant te verleiden. Waarbij we kunnen constateren dat de positie van de consument niet zo comfortabel is geworden als hem werd voorgespiegeld in het voorbeeld van de bakker.

In maart 2016 was er op de Stanford University, in Silicon Valley, een congres waarop men besprak hoe men apps verslavender kon maken, en de consument hooked. Ook dit jaar was er weer zo’n congres met Nir Eyal als sterspreker (die het boek ‘Hooked’ schreef). Een andere beroemdheid op dit gebied is Natasha Dow Schüll (boek: ‘Addiction by design’) Het zijn slechts voorbeelden, maar die passen in het beeld van producenten die vooral bezig zijn de consument te verleiden en te misleiden. In dit geval gaat het om Facebook, Snapchat, Instagram en WhatsApp, die failliet zouden gaan als consumenten niet ‘een gewoonte vormen’ om uit zichzelf terug te komen. Uit zichzelf? Of vanwege hun ‘gewoonte vorming’ lees: verslaving! 

Instrumentele houding op zichzelf betrokken
De wisselwerking tussen de receptieve, situationele houding van de consument en de actieve, instrumentele houding van de producent is verloren gegaan, en daarmee de aanleiding tot ontwikkelingen, en wat we zien is ‘meer van hetzelfde’, of ‘ééndimensionaliteit’. Niet alleen aan de kant van de consument maar ook aan de kant van de producent. Deze produceert om de winst, die vervolgens wordt geïnvesteerd in nieuwe productiemiddelen, voor nog betere resultaten, meer winst dus. Die weer kan worden geïnvesteerd… enz. In het streven naar groei is de instrumentele houding  op zichzelf betrokken geraakt. Dat is niet alleen nadelig voor de situationele consument, maar ook voor onze natuurlijke hulpbronnen. Ongelimiteerde groei in een eindige situatie is volgens de filosoof Peter Sloterdijk het recept voor een onafwendbare catastrofe. Het einde van het einde van de geschiedenis. 

De terugkeer van de homo reciprocus
Kunnen we deze ontwikkeling nog keren? Vaak wordt voorgesteld om producenten (met in het verlengde daarvan de financiële wereld) ethisch besef bij te brengen. Dan zeggen we tegen de betrokken ceo’s: ‘Kijk toch eens verder dan winst maken en het vergroten en versterken van het bedrijf’. Maar geloven we daar zelf wel in? Een bedrijf als Nestlé maakt winst door consumenten te laten geloven dat bronwater beter is dan gewoon water uit de kraan. Zij halen dat water vervolgens uit de grond in het gebied van een indianenstam, zij sluiten de waterputten van deze stam die daardoor niet meer te drinken heeft. Zij moeten nu hun eigen water in flessen in de winkel kopen. Deze flessen moeten vervoerd in vrachtwagens, wat fossiele brandstof kost en meer CO2 in de dampkring brengt. De flessen moeten schoongemaakt worden, wat meer water kost en waardoor er chemicaliën in het milieu komen.
Er zijn veel ondernemingen die op bedenkelijke wijze winst maken en groeien; zou het zin hebben een beroep te doen hun gevoel voor ethiek? En wat nu als zij er niet gevoelig voor blijken te zijn, omdat zij, je kunt het verwachten, een hele andere opvatting over ethiek hebben? Zo verklaarde Peter Brabeck-Letmathe, topman van Nestlé, in 2013 dat water geen fundamenteel mensenrecht is…  
 
              

Water: een mensenrecht of niet?

Als we ons realiseren dat ons economisch systeem terug te voeren is op het idee dat eigenbelang ook het algemeen belang dient, hoeven we niet verbaasd te zijn dat ondernemingen niet erg openstaan voor ethische overwegingen. Vooral niet omdat zij groei zien als een noodzaak. 

De wetgeving aanpassen? Het zou kunnen helpen, al kun je je voorstellen dat wetten hier, net als ethische overwegingen, weinig indruk maken en worden ervaren als ongewenste bemoeienis en bureaucratie, wat de handhaving niet zal vergemakkelijken. Zeker niet waar we te maken hebben met terugtredende overheden.

Consumenten voorlichten? Dat zou een begin kunnen zijn van de ‘come-back’ van de consument en van de wisselwerking met de producent. Om een stem in het kapittel te hebben zouden consumenten zich ook kunnen verenigen. Uit acties uit het verleden blijkt dat dit succesvol kan zijn. Deze waren vaak ad-hoc georganiseerd en consumenten zouden sterker staan als zij zich blijvend zouden organiseren. Nu is de huidige situatie het resultaat van een proces dat eeuwen geduurd heeft. In die tijd is een immens bolwerk ontstaan van internationale bedrijven, van multinationals, dat onaantastbaar lijkt. Hoe kun je daar nog op inbreken met de homo reciprocus? 

 
Kleinschalige initiatieven
Er zijn ontwikkelingen gaande van bewoners die zich organiseren om samen te wonen in straten en buurten. Hier zijn de ‘commons’ opnieuw ontdekt, kleinschalige organisaties die gronden beheren en die daardoor geschikt zijn om gemeenschappelijke energievoorzieningen te installeren en te beheren, zoals zonnepanelen en windmolens, of om helofytenfilters aan te leggen voor een lokale waterzuivering, of wadi’s ten behoeve van waterberging.    

  
       
Cohousing in Denemarken: zes clusters van elk ca 15 woningen.  
 
 
 

Helofytenfilter voor waterzuivering
 
Intussen is in Totnes (Engeland) het idee van de zogenaamde ‘transition towns’ ontstaan: het idee om groente en fruit te verbouwen in de directe woonomgeving, om te voorkomen dat dit over de hele wereld vervoerd moet worden om bij de gebruiker te komen. Omwille van de beperking van het gebruik van fossiele brandstof en van de uitstoot van CO2.   
 
       

Transition towns: groenten verbouwen in de eigen omgeving
 
Als dit soort initiatieven zorgen ervoor dat mensen hun buren en buurtgenoten leren kennen, terwijl zij samen zorgen voor hun omgeving en voor elkaar. Dat kan betekenisvol zijn, in sociale zin en voor het milieu. Zo kunnen buren en buurtbewoners zich meer thuis gaan voelen in hun woonomgeving.   
 
In de afgelopen decennia is er een groot aantal initiatieven ontstaan waarin bewoners samen optrekken, waarbij zij voorzieningen delen en beheren. Voor een idee van de omvang en de rijkdom van deze ontwikkeling, leze men het boek ‘wonen in de 21ste eeuw, naar een hedendaags utopia’ van Peter Camp. In deze initiatieven formuleren bewoners hun wensen, in onderling overleg, waarop zij werkgroepjes samenstellen om deze te realiseren. De situationele houding van consumenten (die iets wensen) is hier verbonden met de instrumentele houding van producenten (die iets realiseren). Hier dus geen geïsoleerde consumenten die door reclameboodschappen onder druk worden gezet, en ook geen op hol geslagen producenten die alleen oog hebben voor winst en groei. Bewoners worden gehoord en de leden van de werkgroepjes weten voor wie ze het doen.

Coöperaties
Bij commons, cohousing en alle initiatieven waar bewoners voorzieningen delen en samenwerken kan de ‘coöperatie’ een juridisch en organisatorisch kader bieden waarin de democratische rechten van de betrokkenen gewaarborgd zijn (iedereen kan meepraten) terwijl ook de samenwerking tussen consument en producent helder geregeld is. Intussen kunnen we straten, buurten en wijken zo proberen te ontwerpen of te herinterpreteren dat deze uitnodigen tot bovengenoemde bewonersinitiatieven en daarmee tot een economie van de ‘homo reciprocus’. 

De bevrijding van de onzichtbare hand
Hier ligt een kans om aan te ontsnappen aan het ‘meer van hetzelfde’ dat de consument krijgt geserveerd, en aan de ongeremde groei van het productieapparaat, die je ook kunt interpreteren als ‘meer van hetzelfde’. Als de situationele houding van de consument wordt verbonden met de instrumentele houding van de producent kunnen we misschien een kwalitatieve ontwikkeling verwachten, waarbij we verder kunnen komen dan jaar in jaar uit, op de ‘vrije markt’, te worden geconfronteerd met nieuwe voordelen en nieuwe verleidingen, waar steeds grotere bedrijven ons ertoe aanzetten steeds meer te consumeren. Een dagtaak die de producenten ons proberen op te leggen die ons geen tijd gunt voor reflectie op onze eigen, situationele, wensen.

Als we ons met het concept van de ‘homo reciprocus’ los zouden maken van het idee dat de ‘onzichtbare hand’ het beste met ons voorheeft, dan zouden we ons ook kunnen bevrijden van de dominantie van producenten en van het eenzame idee dat ons eigen belang leidend zou moeten zijn.

Dan kunnen we onze aandacht richten op onze omgeving, met ruimte voor verwondering en met de mogelijkheid om ervaringen te delen met buren. Waarop we ons een idee zouden kunnen vormen over wat er zou kunnen worden veranderd of verbeterd, waarbij we als consumenten en producenten kunnen samenwerken om dit te bereiken. 

Wie weet wat voor ontwikkelingen we kunnen verwachten … temeer daar we in de toekomst in staat zullen zijn zelf dingen te producten met een 3D printer. Niet alleen gebruiksvoorwerpen die we in huis kunnen gebruiken, maar misschien ook muziekinstrumenten, eenvoudige bouwwerkjes en misschien zelfs maaltijden. Interessant hierbij is de prognose van Kees Machielse van de Hogeschool Rotterdam dat verplaatsing van de productie naar de privésfeer het voortbestaan van de havens van Rotterdam bedreigt.

                  

3D printen van maaltijden
 
Terug naar de cultuur
Erkenning van de ‘homo reciprocus’ kan de basis vormen van een nieuwe ontwikkeling van onze cultuur. Waarbij we in eerste instantie kunnen denken aan die plaatsen waar hier al een begin mee is gemaakt, in straten en buurten, in de woonomgeving. Maar daarmee zijn we er niet. Situationist Guy Debord betoogde in de zestiger jaren dat de maatschappij een ‘spektakelmaatschappij’ was geworden waarin reclames de boventoon voerden. In deze spektakelmaatschappij zouden wij van onszelf vervreemden omdat wij het in reclames voorgespeelde leven zouden naspelen in een poging het voorgespiegelde geluk te bereiken, in plaats van uit te gaan van onze eigen gevoelens en behoeften. 8) Intussen is het spektakel dat ons door reclame wordt voorgeschoteld nog veel overheersender geworden. Het is zelfs onderdeel geworden van de vele ‘belevenissen’ die we tegenwoordig kunnen kopen. Denk aan het aanbod van avontuurlijke games. Het is niet ondenkbaar dat de vele belevenissen die we tot ons kunnen nemen zullen leiden tot een diskwalificatie van ons eigen vermogen om de wereld te beleven. Want hoe saai is onze eigen beleving, als we die vergelijken met de professioneel vervaardigde en opwindende avonturen die we voor een paar euro kunnen kopen of huren om ze vervolgens in onze eigen ervaring te ‘implanteren’. Als dit leidt tot een onvermogen om onze eigen beleving tot leven te wekken, dan ligt hier een nieuwe verslaving op de loer die ons steeds verder van onszelf zal vervreemden.

Als we de ‘homo reciprocus’ in ere willen herstellen is daarom misschien een periode van herstel nodig, een ontwenningskuur waarin we alle ‘belevingsimplantaten’ kunnen laten vervagen en weer tot onszelf kunnen komen. 

Teruggekeerde overheid
Hier zouden de teruggetreden overheden een rol kunnen spelen door weer terug te keren, om een tegenwicht te vormen tegen de druk van de producent en om de ‘homo reciprocus’ waar deze al in ere is hersteld te ondersteunen, in straten of buurten. Tegelijkertijd kan een teruggekeerde overheid het culturele leven stimuleren door kunstenaars, culturele instellingen, musea en andere podia voor kunst en cultuur te ondersteunen. Hiermee zou zij in dezelfde richting kunnen werken als het ‘Center for Public Imagination’ dat beoogt wetenschappers, kunstenaars, designers, beleidsmakers, bedrijven en activisten bij elkaar te brengen om te zoeken naar nieuwe oplossingen voor maatschappelijke problemen.

Nu zal ondersteuning van de ‘homo reciprocus’ de overheid mogelijk geld gaan kosten, maar het moet mogelijk dit te genereren op het moment dat de belastingen niet langer hoeven te worden verlaagd in het streven naar een concurrerend Nederlands vestigingsklimaat voor op winst en groei gefixeerde multinationals!

Misschien zal het dan nodig zijn dat de belastingen wat omhoog gaan. Dat zou kunnen, maar daar staat dan ook iets tegenover, namelijk dat de besteding daarvan de wisselwerking tussen consumenten en producenten kan stimuleren, met de kans op echte ontwikkelingen, in plaats van ‘meer van hetzelfde’. Wat bij de acceptatie van wat hogere belastingen misschien helpt is de constatering dat de term ‘belasting’ eigenlijk ongelukkig gekozen is. Want gaat het niet eerder om een contributie, om een bijdrage aan ontwikkelingen die iedereen aangaan. 

Om iedereen ook inderdaad een kans te geven om deel te nemen aan een maatschappij die gebaseerd is op de ‘homo reciprocus’ zal een teruggekeerde overheid ook weer structureel kunnen bijdragen aan sociale rechtvaardigheid, aan vele soorten van zorg, en aan de ontwikkeling van medicijnen voor zeldzame aandoeningen. En aan universitair onderwijs en onderzoek dat is gevrijwaard van, in aanleg corrumperende, derde geldstromen uit het bedrijfsleven.

Als we ons hieraan zetten, dan zullen we misschien beseffen dat onze cultuur eerder is bedreigd door de politici en producenten die ons de bedenkelijke rol van de ‘homo seductus’ hebben opgedrongen, dan door de import van buitenlandse culturen! 

Alle problemen opgelost?
Nu schets ik wat ‘we’ kunnen doen, alsof de overheid mee zal gaan in het streven naar de ‘homo reciprocus’ en daarmee ’van ons’ zal zijn, maar dat is nog maar de vraag. De huidige situatie, van de teruggetreden overheid, illustreert hoe groot die afstand kan worden, ook in een democratie.          
Daar komt bij dat het domein van de homo reciprocus nog erg klein is. Er zijn aanzetten, maar er is nog geen sprake van een wereldwijd vertakt netwerk van initiatieven dat een serieuze bedreiging vormt voor de multinationals die nu de dienst uitmaken. En misschien blijft het wel bij aanzetten, want we weten niet hoe de machtige internationale bedrijven zullen reageren als dit netwerk van de homo reciprocus sterker wordt!       
Daarbij zal deze verandering van perspectief nog niet kunnen garanderen dat we de door Peter Sloterdijk voorspelde catastrofe kunnen vermijden. Want wie zegt dat situationele consumenten oog zullen hebben voor het milieu en dat zij bescheiden zullen zijn in hun wensen. Ook is het de vraag of instrumentele producenten niet toch zullen blijven streven naar steeds grotere bedrijven, omwille van de macht en het aanzien, of om hun aandeelhouders tevreden te stellen… 
En last but not least: nieuwe oplossingen roepen nieuwe problemen op, en we zullen moeten afwachten of we daar mee overweg zullen kunnen. 

 
Flip Krabbendam febr. 2017

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *