Hoe abstracties en goden tot ‘niets’ leiden… een bevrijding


Moeite hebben met het begrijpen dan abstracties is een probleem dat zich al eeuwen geleden heeft gemanifesteerd in het menselijke denken! Het leidde tot de uivinding van vele goden, maar was dat wel een oplossing als we bedenken hoe deze goden een eigen leven gingen leiden, op ons neer begonnen te kijken en eisen gingen stellen. Zo ging de manier waarop wij abstracties probeerden te begrijpen een eigen leven leiden, een leven dat onze eigen levens in de weg ging zitten. Een wandelstok bij het denken waar we lelijk over kunnen struikelen. Hoe kwamen we er vanaf, en hoe komen we er vanaf?     

Abstractie als toegevoegd verhaal 
Yuval Noah Harari beschrijft in het eerste hoofdstuk van ‘Homo Sapiens’, het  menselijk vermogen om abstracties te maken als een vermogen om een verbindend verhaal te bedenken. Zo zou ‘Peugeot’ als automerk niet bestaan, dat is slechts een construct, een verhaal. Wat wel bestaat zijn allemaal losse fabrieks- en kantoorgebouwen, en natuurlijk auto’s met het logo ‘Peugeot’ erop.
Zo zou ook God een toegevoegd verhaal zijn, en als we er allemaal in geloven, dan kunnen we er mee werken.
Verder een goed boek, maar het eerste hoofdstuk bracht me tot de conclusie dat Harari niet tegen abstracties kan. Hij maakt er een losse toevoeging van, om eveneens ‘losse elementen’ uit onze wereld met elkaar te verbinden.

Abstracties als gedeeld verschijnsel
Hoe kunnen we abstracties dan wel begrijpen, als het geen toegevoegde realiteiten zijn? Ik zou zeggen: je ziet de abstractie mee in het individuele object. Als ik naar een stoel kijk, dan zie ik tegelijkertijd dat er eigenschappen zijn van deze individuele stoel die passen in het algemene idee van een stoel. Dat zie ik erin mee. Dat is geen toegevoegd verhaal, dat ik iemand wijs kan maken, waar je in kunt geloven, het zijn algemene kenmerken die je door de individuele heen ziet. Een belangrijk gegeven, want daardoor kun je, zonder erbij stil te staan, gewoon op een stoel gaan zitten, ook al heb je die nog
nog nooit gezien.

 

    

We vinden abstracties niet alleen in situaties, maar ook in werkingen, in een mechanisme. Als ik een oude stoomlocomotief zie, eentje die ik nooit eerder heb gezien, dan begrijp ik meteen dat het gaat om een ‘stoomlocomotief’. Of als er blaadjes aan de kale takken van de bomen beginnen te komen en het wordt warmer, dan weet ik dat het gaat over ‘de lente’. Zomaar, al weet ik niet hoe ik deze abstractie zou moeten omschrijven.

Personificatie
In ons leven kunnen we verschillende keren verliefd zijn en we zien ook bij anderen dat ze verliefd zijn. Het gaat steeds om andere combinaties van mensen, maar zij voelen zich allemaal, met vlinders in de buik, tot elkaar aangetrokken.
Wat zij gemeen hebben kunnen we, ook weer zonder erbij stil te staan, begrijpen als verliefdheid. Een abstractie van hun individuele gevallen. Maar alweer blijkt dat je je van een abstractie geen voorstelling van maken, geen afbeelding. Misschien is het daarom dat de personificatie haar intrede heeft gedaan. Voor ‘vlinders in de buik’ kon je dan naar ‘Eros’ verwijzen, zoals de oude Grieken deden.


Eros

De Grieken hadden een hele reeks goden, een grote familie, wat ook weer lekker concreet overkomt. Met bijvoorbeeld, Dionysos, de god van de vruchtbaarheid, de wijn en de extase, of Poseidon, de god van de zee, die alle verschijnselen die met de zee te maken hebben bestuurde en bovendien aardschokken kon veroorzaken. Of Demeter, de godin van de landbouw en van leven en dood…Nu hadden personificaties niet alleen het voordeel, dat hiermee abstracties ter sprake konden worden gebracht, je kon er zo ook mee in gesprek gaan, om gunsten te vragen, of raad. Ze zouden je kunnen helpen… maar pas op, goden waren machtig, en je moest ze goed gestemd houden, bescheiden blijven en niet ‘de goden verzoeken’. Een uitdrukking waaruit blijkt dat goden je ook wel eens zouden kunnen plagen, of dwarszitten. Je kon ze beter in ere houden en van tijd tot tijd een offer brengen. Anders konden zij wel eens een waarschuwing afgeven: zoals een aardbeving of een overstroming, een misoogst of misschien wel een ongelukkige liefde …


Poseidon

Je had nu dus een ‘drager’ van de abstractie, net zo concreet als de feiten die hij of zij verbond, en je kon ermee in contact kon komen, door gebed of offers. Maar ze waren wel een beetje gevaarlijk. Het waren geduchte vrienden en je moest hun onzichtbaarheid voor lief nemen.

Plato en later de wetenschap
Net als locomotieven en stoelen hebben paarden iets waardoor je ze als soort herkent. Voor Plato was dit de ‘ideale vorm’ die op aarde niet haalbaar was. Hij had voor de abstractie geen personificatie in petto, maar een ideaaltype. Dat was al een stap vooruit. Als erfenis van de goden: deze ideaaltypen waren eeuwig en verbleven in de soort hemel, niet op aarde.
Er waren meer ideaaltypen: zo was er een ideale cirkel, die kon je je voorstellen als de vervolmaking van een door aardse imperfectie aangetaste cirkel.

         
Plato                                                                   Heldere abstracties  

Maar wat is een ideale stoel of in later tijden een ideale stoomlocomotief? Wat Plato in gedachten had waren ideale voorstellingen, en nog geen abstracties…Maar misschien bedoelde Plato niet de ‘ideale’ verschijningsvorm, maar de verschijningsvorm ‘naar het idee genomen’. Een idee dat duidelijk naar de abstractie verwees. Het was in elk geval een geslaagde poging om van de verwarrende personificaties af te komen, personificaties die ten onrechte de verwachting wekten dat zij te beïnvloeden waren door vragen, wensen of offers, personificaties ook die ontzag inboezemden, die je te vriend moest zien te houden en die soms uit hun slof schoten met een ramp.

Later kon de wetenschap de verschillende goden definitief ‘verslaan’ door wat er in de wereld gebeurde causaal te verklaren en daarmee te voorspellen. Het was niet langer Donar die ons kwam imponeren met zijn donder en bliksem, niet langer Poseidon die kon dreigen met aardbevingen of vloedgolven en niet langer Demeter die onze oogsten kon laten mislukken.
Abstracrties zijn intussen ongrijpbaar gebleven, maar kennelijk zijn we eraan gewend geraakt. Behalve misschien Harari.


 Donar, door Friedrich Koch ca 1905

Eén God voor alles
Tot nu toe hebben we het gehad over goden die abstracties van practische zaken vertegenwoordigden. Vlinders in de buik, stormen op zee en aardbevingen, de oogst, donder en bliksem, practische zaken waar je mee te maken hebt in de sfeer van ‘wat je doet’ in het dagelijks leven.
Maar nu ontstaat er in de geschiedenis ook het idee van één god voor ‘alles’. Wat hierbij opvalt is dat deze geen naam heeft. Hij heet niet Zeus of Alexander of Josias. Maar een naam is ook niet nodig, deze god is de enige en hij gaat in één keer over ‘alles’. Hij is de god, met hoofdletter, dus God.
Het hoeft ons niet te verwonderen dat deze personificatie kan worden geïnterpreteerd als de vorigen: als behorend bij de dagelijkse praktijk van ‘wat we doen’. Zo zingt Janis Joplin: ‘Oh Lord can you buy me a Mercedes Benz’. Maar voor een auto had zij beter bij de Griekse god Hermes kunnen aankloppen, de god van de reizigers en van de wegen (en van de handel en de dieven) Maar misschien kunnen we aannemen dat zij dit lied zong ‘with her tongue in her cheek’, vanuit het besef dat een ‘god voor alles’ zich niet bezighoudt met praktische zaken, maar met een algemeen perspectief op onze bezigheden, dat niet gaat over alles ‘wat we doen’ maar over ‘dat we dat doen’. Een filosofisch perspectief.

Schepping 
Hoe kunnen we dit aannemelijk maken… Als we reflecteren op ‘alles’ wat mensen doen, op het niveau van ‘dat zij dit doen’ dan zien we dat zij voortdurend plannen maken en die ten uitvoer proberen te brengen. Dit kunnen zij doen door een essentiële eigenschap: zij zijn zich bewust van de wereld, zij gaan ze er niet in op.
Doordat wij ons bewust zijn van onze wereld zijn we niet gevangen in een routine, kunnen wij andere wegen bewandelen. Wij kunnen verschillende mogelijkheden ontdekken die in de feiten liggen verborgen, mogelijkheden die wij kunnen verwezenlijken. Bijvoorbeeld de mogelijkheid om boomstammen over een stroom te leggen, om naar de ander oever te komen: de uitvinding van de brug. Of de mogelijkheid grote bladeren samen te voegen op een vlechtwerk van takken, als beschutting tegen de regen en de zon: de uitvinding van het dak. Als we kijken naar ‘dat we dat doen’, zien we dus dat bewustzijn hier een cruciale rol speelt.
Bewustzijn dat in ieder mens op een andere manier werkt, maar zoals we in elke stoel de abstractie van de stoel herkennen, zo herkennen we hier in iedereen de abstractie van het bewustzijn. Die vraagt om een nieuwe personificatie: God.


De God, door Cima de Conegliano ca 1510

.Dat het bij deze Personificatie over bewustzijn gaat is ook aannemelijk als we in aanmerking nemen dat de Bijbel, (=boek, ook weer zonder naam of titel, maar wel weer met hoofdletter, dus eigenlijk het Boek) begint met het scheppingsverhaal. Dit kan gezien worden als een demonstratie van de werking van de abstractie die we God genoemd hebben, het bewustzijn dat ervoor zorgt dat de wereld voor ons bestaat.

Afhankelijkheid .
Ook deze Personificatie is, net als eerdergenoemde goden, veranderd van een verwijzing naar de abstractie, ditmaal van het bewustzijn, in een onzichtbare ‘Persoon’ die ‘alles’ gemaakt heeft en met Wie je in contact kunt komen om dingen te vragen. Niet voor praktische zaken zoals een auto, of een goede oogst, zaken die behoren bij ‘wat we doen’ maar ditmaal voor filosofische vragen die betrekking hebben op ‘dat we dat doen’. Op hoe we als bewuste wezens omgaan met ‘alles’, het filosofisch perspectief waarin bewustzijn de hoofdrol speelt.
Nu was de abstractie van het bewustzijn was vervangen door een Personificatie, waarmee de vraag naar de betekenis van ons bewustzijn een wat andere lading kreeg en werd omgevormd in een vraag naar de bedoeling van de Personificatie.
Degenen die meenden deze vraag te kunnen beantwoorden stelden daarom richtlijnen op, om duidelijk te maken hoe men kon leven zoals God het bedoelde. Richtlijnen ten aanzien van omgangsvormen, het ontwikkelen van onze talenten, en ons rentmeesterschap over de wereld die Hij ons heeft toevertrouwd.
En net als bij de eerdergenoemde goden had en heeft men ook hier het idee dat men aan de wensen van de personificatie moet voldoen. Dat zij God moeten dienen.

Een beroep op de wetenschap?
Hoe kunnen wij nu ook deze Personificatie te boven komen?
Nietzsche heeft God doodverklaard, maar dat is misschien wat grofstoffelijk. Wie het praktisch wil houden kan stellen dat een Persoon als deze niet kan bestaan, zoiets als hemel en aarde scheppen in zes dagen, dat is eenvoudigweg onmogelijk en in strijd met de bevindingen van de wetenschap. Een antwoord hierop kan zijn dat we dit niet letterlijk moeten nemen. Aanhangers van de Personificatie zouden kunnen zeggen, dat het scheppingsverhaal niet letterlijk moet worden opgevat, maar dat het gaat om de betekenis: wij bevinden ons in een door Hem gemaakte wereld, en daar dienen wij ons naar Zijn wensen te gedragen.
En daarmee zijn we terecht komen bij de het niveau waar deze Personificatie zich bevindt, op het filosofische niveau van ‘dat we dat doen’, waar het bewustzijn de hoofdrol speelt.
Is het nu mogelijk het bewustzijn te begrijpen, die geheimzinnige eigenschap die ons in staat stelt om ‘alles’ te ervaren en daarmee om te gaan. Een eigenschap die we kunnen herkennen in alle mensen, en waarvan we dus kennelijk al wel een abstract begrip paraat hebben?
Zou de wetenschap ons bewustzijn kunnen verklaren, net als de donder en bliksem? Dan zou ook hier de Personificatie overbodig worden, onttroont, opgelost. Het lijkt erop dat dit kan. Men is al vergevorderd in het analyseren van de miniscule stroompjes in onze hersenen en en de werking van synapsen die een grote rol spelen bij het doorgeven en in goede banen leiden van deze stroompjes. Gedacht wordt dat men in een later stadium, als de wetenschap zich verder ontwikkeld heeft, het bewustzijn zal doorgronden.

Niets
Maar deze gedachte is helaas onwetenschappelijk en logisch niet houdbaar… Want als we het bewustzijn verklaren uit stroompjes en synapsen, dat wil zeggen, uit dingen waar we ons van bewust zijn, dan hebben we bij deze verklaring gebruik maken van het bewustzijn dat we proberen te verklaren! Een tautologie!. Zo moeten we tot de conclusie komen dat het bewustzijn niet te verklaren is, uit ‘niets’ te verklaren is. Wat ons bewust maakt is dus ‘niets’!
In het Verre Oosten is dit al eeuwen geen nieuws, in het Westen is dit idee in de 20ste eeuw geïntroduceerd door Heidegger, die was geïnspireerd door de Oosterse filosofie, en Sartre die liever het woord ‘vrijheid’ gebruikte,
Maar toch voelt het ‘niets’ nog steeds onwennig! Begrijpelijk, het gaat hier om ervaringen die uit het ‘niets’ ontstaan. Misschien is een iets andere formulering verhelderend: ‘Wij onderscheiden de wereld van onszelf omdat en voorzover wij de wereld ‘niet’ zijn, voor zover wij ‘niets’ zijn’..
Nu is de abstractie van bijvoorbeeld een stoel al ongrijpbaar, want die is er bij elke stoel die je ziet en toch kun je er geen plaatje van maken of anderszins vat op krijgen. En dan is het ‘niets’ nog een slag mysterieuzer…

Zingeving
Terugkijkend kunnen we God dus opvatten als Personificatie van de abstractie van het bewustzijn, van het ‘niets’, waarbij we ons bevinden op het filosofische niveau van ‘dat we dat doen’. Dit wordt aannemelijk door het feit dat God zich op ‘alles’ betrekt en het blijkt ook uit de onderwerpen die in de Bijbel aan de orde worden gesteld: de schepping, omgangsvormen, de aanbeveling onze talenten te ontwikkelen en als een goed rentmeester de aarde te beheren.
Vanuit het besef dat we ‘niets’ zijn kunnen we de aanbevelingen, uit de Bijbel nu vertalen:
Bij de schepping kunnen we denken aan bewustzijn en creativiteit, bij omgangsvormen aan ethiek, bij het ontwikkelen van onze talenten aan zelfverwerkelijking en bij rentmeesterschap kunnen we denken aan milieubewustzijn.
Bij al deze aspecten van ons leven kunnen we laten gelden dat we ‘niets’ zijn, dat we niet opgaan in onze omgeving, maar ‘vrij’ zijn om onze eigen keuzen te maken.

Dus nog even voor Nietzsche: als God dood is, is dat geen reden voor nihilisme, of wanhoop we krijgen uit Zijn erfenis terug wat hij ons afgenomen heeft. Al moeten we wel nog even nagaan of Hij niet meer heeft teruggegeven dan Hij heeft afgepakt, zoals Zijn probleem met wereldse zaken, zeg sexualiteit…

Verlost van de ‘wees spontaan paradox’
Het gaat misschien om hetzelfde, maar toch is onze levenshouding heel anders dan wanneer we ons leven opvatten als het dienen van God, waarbij we, als we onze opdrachten naar behoren uitvoeren, na onze dood, als beloning, bij God aan het hof mogen komen wonen. In sommige religieuze kringen wordt hier nog een dreigement aan toegevoegd: als je ongehoorzaam bent dan zal je helaas eeuwig moeten branden in de hel. Helaas… of eigen schuld?


De hemel, Antonio Verrio 1686-1697 (Burghley House)

Door God te dienen laten we een leven waarin we kunnen laten gelden wat we zijn, van ons ‘afpakken’ door een Heerser, die het ons weer teruggeeft in de vorm van een opdracht. Een taak, waarvan het belang wordt onderstreept door een systeem van straf en beloning.


Pas maar op!

En dit is misschien nog erger dan het op het eerste gezicht lijkt. Want hierdoor wordt een levenswijze die gebaseerd is op dat wij ‘vrij’ zijn, als het ware ‘vergiftigd’ doordat we deze opgedragen krijgen. De beruchte ‘wees spontaan paradox’! Als je opgedragen krijgt te doen wat je uit jezelf al zou willen doen.dan is het niet meer mogelijk dit uit jezelf te doen!.
Maar zo gauw we begrijpen waar het bij de Personificatie om gaat… kunnen we deze met een gerust hart achter ons laten. En openstaan voor het geheimzinnige gegeven dat we ons van onszelf en van de wereld bewust zijn, en voor de betekenis die dit heeft voor ons leven…

                                            Hoe wonderlijk bovennatuurlijk en miraculeus is het toch: 
                                            ik draag water en ik haal brandhout

Zen gedicht

Flip Krabbendam april 2018/2023

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *