Niets is echt moeilijk


Hoe kunnen wij ons bewust zijn van de wereld? Het heeft een tijd geduurd voordat ik hier greep op kreeg: ons bewustzijn van de wereld is onverklaarbaar omdat alles wat we ter verklaring aan kunnen voeren, bestaat dankzij het nog te verklaren bewustzijn… En om niet in een tautologie terecht te komen moeten we wel concluderen: het bewustzijn is niet te verklaren. Of anders gezegd: uit ‘niets’!

Maar ‘ik’ ben degene die de wereld ervaart, dus ik ben zelf dat ‘niets’, waardoor we nu kunnen zeggen: ik onderscheid de wereld van mijzelf doordat en voorzover ik ‘niet’ de wereld ben.  

Een inzicht dat ook onze creativiteit begrijpelijk maakt, want als ‘niets’ ben je niet vastgelegd, integendeel, je kunt steeds op nieuwe manieren ‘niet de wereld’ zijn, je bewust zijn van de dingen.

Dat we de wereld ‘niet’ zijn maakt ook dat we ‘vrij’ zijn, we gaan immers niet in de wereld op, als een bergbeek die zich onwetend van de rotsen stort. Wij kunnen ook andere wegen inslaan. 

 

Door de deurknop heen grijpen

Maar als we ‘niets’ zijn, hoe kunnen we dan invloed uitoefenen, op de wereld om ons heen? En op ons eigen lichaam? Op de stroompjes in onze hersenen die onze handelingen besturen… Grijp je dan niet, als een spook, door de deurknop heen van de deur die je open wil doen. (Als je dat zou willen, want je kan gewoon door de deur heen lopen. Hoe spoken kans zouden zien om op verlaten zolders voetstappen te produceren, of met deuren te piepen is me dan ook een raadsel)   

Hoe kunnen we een spier in beweging zetten als we als ‘niets’ geen grip hebben op de ‘schakelaars’ in onze hersenen?

 

Descartes

Uit de boekenkast van mijn ouderlijk huis heb ik ooit een klein boekje meegenomen. Een Nederlandse vertaling uit 1937 van ‘Discours de la méthode’, getiteld ‘Vertoog over de methode’. Hierin maakt Descartes onderscheid tussen de ‘res cogitans’ en de ‘res extensa’, of: de ‘kennende substantie’ en de ‘uitgebreide substantie’: het denken en de wereld.

Het bestaan van de ‘res cogitans’ leidt Descartes af van zijn gedachtenexperiment, waarin hij het bestaan van alles in twijfel trekt. Dan realiseert hij zich dat hij in elk geval als denkend wezen bestaat. Cogito ergo sum. Hij verwoordt dit als volgt:

… daaruit begreep ik dat ik een substantie was welker gehele wezen of natuur niets is dan denken, en die om te bestaan geen plaats nodig heeft, noch ook afhangt van enige stoffelijke zaak. Zodat dat ik, dat is de ziel, waardoor ik ben wat ik ben, geheel onderscheiden is van het lichaam en zelfs gemakkelijker te kennen dan dit (het lichaam FK) en zelfs als dit (lichaam FK) er niet was toch zou blijken te zijn al wat ze is. (p. 126)          

In dit citaat zien we dat Descartes de res cogitans of kennende substantie, waarmee hij ook het ‘ik’ bedoelt of de ‘ziel’, opvat als iets onstoffelijks. Ik zou zeggen dat hij hier heel dicht bij het ‘niets’ is gekomen. Dat kun je ook opmaken uit de redenen die hij opvoert dat de ziel, de ‘res cogitans’ dus, onafhankelijk kan bestaan van het lichaam en daarmee onsterfelijk is:

(dat onze ziel) van een aard is, geheel onafhankelijk van het lichaam en dat ze bijgevolg niet gehouden is met het lichaam te sterven. Voorts, daar men geen andere oorzaken ziet die haar vernietigen, komt men er vanzelf toe te oordelen dat zij onsterfelijk is. (p. 157)

Nu moest hij nog de ‘res cogitans’ en de ‘res extensa’ met elkaar verbinden, het zijn toch twee verschillende werelden, of waarheden…  onstoffelijk en stoffelijk. Descartes neemt aan dat zij verbonden zijn in de pijnappelkleir, waarbij de zogenaamde ‘esprits animaux’ een verbindende rol zouden spelen.

Deze zijn als een zeer fijne wind, of liever als een zeer zuivere en levendige vlam, die, voortdurend in groten overvloed van het hart naar de hersenen stijgend vandaar door de zenuwen zich naar de spieren begeeft en aan alle ledematen beweging verleent, …  (p. 150)

Volgens Luijpen, (in ‘Nieuwe inleiding in de existentiële fenomenologie’ p. 56) was Descartes zelf niet geheel tevreden met deze uitleg. In mijn ogen kwam Descartes kwam er wel dichtbij, hij had de ‘res cogitans’ opgevat als iets onstoffelijks, en de ‘res extentia’ als de stoffelijke wereld. Deze twee werelden blijven in zijn filosofie naast elkaar staan. Daarom wordt hij wel ‘beschuldigd’ van ‘dualisme’. Alsof hij op twee gedachten hinkte en niet kon kiezen. Kiezen, dat deden de spiritualisten, zij kozen voor het ‘res cogitans’, terwijl de materialisten voor de ‘res extensa’ kozen, maar dit terzijde. 

Maar met het ‘niets’ in gedachten kunnen we beide werelden met elkaar verbinden, we kunnen ze namelijk opvatten als een eenheid van wederzijdse implicatie, waarbij wij als ‘niets’ (denk aan de res cogitans) ‘de wereld’ (denk aan de res extensa) van onszelf kunnen onderscheiden. Dat klinkt logisch, maar helaas betekent dit nog niet dat we begrijpen hoe beide kanten van de wederzijdse implicatie praktisch met elkaar verbonden zijn, hoe ‘ik’ als ‘niets’ invloed kan uitoefenen op ‘de wereld’. 

 

Esprits animaux

Misschien kwam Descartes met zijn ‘esprits animaux’ toch in de buurt van een oplossing! 

Als je ‘esprits animaux’ opvat als ‘instincten’ of ‘natuurlijke reflexen’ dan kunnen we ons voorstellen dat de manier waarop we als ‘niets’ de wereld ‘onderscheiden van onszelf’, dus de manier waarop we de wereld zien, gevolgen heeft voor welke reflexen er ‘afgaan’.       

Zo zouden we onze ‘instincten’ of ‘natuurlijke reflexen’ kunnen leiden, door de wereld op verschillende manieren te belichten, te ervaren, te interpreteren. En dat kunnen we, al kost het soms moeite! Stel, op weg naar een etentje kom je langs een snackbar. Een heerlijke lucht van gebakken frietjes komt je tegemoet. Nu kan je, door niet verder te kijken dan deze eetgelegenheid, een frietje gaan eten, maar je kunt ook je blik op het verre adres gericht houden waar het etentje wordt aangeboden, en doorlopen. Wat je dan doet is je instinct richten door middel van een interpretatie van de wereld waar je je bewust van bent. Zo kan je invloed uitoefenen zonder het ondenkbare te veronderstellen, namelijk dat je als ‘niets’ ingrijpt in processen in de hersenen, waarbij ik een soort schakelaar of chemisch hendeltje overhaal. Je ziet die wereld op een bepaalde manier en automatisch handelen je instincten daarnaar…

Om hun handelingen toe te lichten zijn mensen ook geneigd te verklaren hoe ze de wereld zien! Misschien is dat een aanwijzing.

Hoe zou Descartes over deze oplossing gedacht heben? .

Maar nu dient zich een nieuwe vraag aan: als ik mezelf zie als een ‘niets’ dat de wereld op verschillende manieren kan bekijken, waarbij dat ik vrij ben om in te grijpen, dan vraag ik me af hoe dat ‘niets’ bestuurd wordt.     

 

Husserl

Die onbegrijpelijkheid ontstaat misschien omdat ik bij het ‘niets’ te veel denk aan zoiets als de inhoud van een lege theepot, aan ‘niks’. Een voorstelling die me voor de voeten loopt.

Laat ik nog even teruggaan naar het begin, waarin ik constateerde dat ik de wereld van mezelf  onderscheidde als ‘niet de wereld’, als ‘niets’. Dat is geen fysisch ‘niets’ zoals de binenkant van de lege theepot, dat is een metafysisch ‘niets’ dat zich onderscheidt van de wereld als fysisch gegeven. 

Als we daar vanuit gaan, dan hebben we geen grond voor het onderscheid tussen echte ervaringen en illusies dat Descartes maakte. Dan kunnen we Husserl begrijpen die stelde dat alle ervaringen telden, hij noemde dat ‘fenomenologie’. Ga uit van je ervaring. Van je waarneming, of beter: ‘waar’-neming.   

Laat ik nu, met Husserl in gedachten proberen fenomenologisch te blijven en goed kijken wat er gebeurt… 

Wat ervaar ik nu, als ik naar m’n eigen ‘ik’ kijk, naar mezelf als ‘niets’?

Als ik dit ‘niets’ waardoor mijn wereld verschijnt, ‘vertaal’ in een zaklamp of zoeklicht, dan gaat het om een zoeklicht dat zichzelf bedient… Maar deze vergelijking is niet alleen onbegrijpelijk, maar ook gevaarlijk, want nu lijkt het toch weer of het gaat om een fysiek verschijnsel…

Dit wordt een vreemd gedachtenexperiment, maar misschien hoeft dat geen probleem te zijn. In de natuurkunde, een vakgebied dat model staat voor de ‘realiteit’, lijken ook vreemde dingen te bestaan. Zoals ‘anti-materie’, of deeltjes die soms een golfverschijnsel zijn en dan weer deeltjes. Of tweelingdeeltjes die op hetzelfde moment veranderen, al zijn ze een lichtjaar van elkaar verwijderd.

En dan de kosmologie, met een oerknal waar niets aan vooraf ging, een uitdijend heelal waar niets buiten is, een vierdimensionaal gekromd ruimte-tijd continuüm, terwijl er soms zelfs over een multiversum gesproken wordt.

Dus laat ik moed vatten en onbevreesd een terrein te betreden waar je ‘niets’ ziet, met de bedoeling om daar heldere uitspraken over te doen…

 

Sartre en Heidegger

Het blijkt dus dat we onszelf als ‘niets’ kunnen richten, als een soort lichtbundel, waarmee we de wereld laten verschijnen.

Voordat ik verder ga, wil ik toch nog even zien wat ik er ooit over gelezen heb. 

Sartre ziet het ‘niets’ als een activiteit, een negatie van de wereld. Hij spreekt van het ‘néant’ en de activiteit noemt hij ‘néantiser’. Vertaald: ‘vernieten’. Een activiteit! Hiermee zijn we alweer een stap verder dan het ‘niets’ als het ‘niks’ in een lege theepot. (Hij schrijft ook heel anders over ‘vernieten’: dit zou ook neerkomen op negatief oordelen.  Wat zou betekenen dat ons bewustzijn alles laat verschijnen als narigheid. Hier ga ik maar even aan voorbij.)

Heidegger heeft het over het ‘nichten’ van het ‘Nichts’. Ook hij ziet in bewustzijn of waarnemen, een activiteit.

Dat komt overeen met hoe we over onze waarnemingen praten, we zeggen dat we luisteren, ervaren, voelen, kijken, steeds gebruiken we de werkwoordsvorm.

Een stap dichter bij de waarheid misschien, maar hoe kan ik hiermee de brug slaan naar het beïnvloeden of besturen van onze interpretaties, die doorwerken in de wereld om ons heen, waartoe we ook ons lichaam en onze gedachten kunnen rekenen.

Wat we ook zien is dat Sartre en Heidegger de activiteit van het ‘niets’ op een andere manier omschrijven. Sartre denkt hier aan in actiie komen, ingrjpen in de wereld, terwijl Heidegger de nadruk legt op het je openstellen, op noem het rondkijken en je ontvankelijk opstellen.

Een stap dichter bij de waarheid misschien, maar hoe kunnen we hiermee de brug slaan naar het hoe… hoe doen we dat, als ‘niets’?

Hoe besturen we onszelf als ‘niets’ om in het perspectief van Sartre, in te grijpen in de wereld om ons heen. En hoe houden we onszelf als ‘niets’ in de hand als we ons, in het perspectief van Heidegger, willen openstellen voor wat zich aandient, voor nieuwe ervaringen of inzichten?   

 

Aandacht richten of rondkijken                                                                                         

Om te begrijpen hoe wij als ‘niets’ van houding kunnen veranderen om al of niet in beweging te komen, zou ik hier bijna een oorzaak voor willen zoeken. Maar dan moet die oorzaak ook weer een oorzaak hebben, die om een nieuwe oorzaak vraagt enz… dat leidt tot niets, of beter gezegd, nergens toe.

Dit inzicht zou tot de conclusie kunnen leiden dat ik als ‘niets’ op eigen initiatief in beweging kan komen. Onbegrijpelijk, dat wel, maar misschien net zo onbegrijpelijk als de kleur geel, een geluid dat we horen, het gevoel van kriebel in je buik of de smaak van een sinaasappel. Als we deze onverklaarbaarheden fenomenologisch accepteren, als waarheid, waarom zouden we dan niet, ook fenomenologisch kunnen accepteren dat wij als ‘niets’, zelf in beweging kunnen komen. 

Om deze constatering een plaats te geven, kunnen we misschien terug te gaan naar het concept van de wederzijdse implicatie, die ter sprake kwam bij de tegenstelling tussen het ‘niets’ en ‘de wereld’. Deze wederzijdse implicatie kunnen we nu verdiepen als we ons realiseren dat we, als ‘niets’, vrij kunnen bewegen, of afwachten, onze aandacht richten of rondkijken, terwijl ‘de wereld’ genoodzaakt is te functioneren volgens vaste wetten.         

 

Twee vragen zijn nu beantwoord

-Aanvankelijk was de vraag: Hoe kan ik als ‘niets’ invloed uitoefenen op de wereld, waarbij ‘de wereld’ alles is dat buiten mijzelf als ‘niets’ bestaat, dus ook mijn lichaam en mijn gedachten. Een onstoffelijk ‘niets’ kan immers geen materiele ‘schakelaars’ in de hersenen bedienen. Het antwoord dat ik op deze vraag kon bedenken was dat wij als ‘niets’ gezichtspunten kunnen innemen die onze natuurlijke reflexen triggeren.

-Uit dit antwoord kwam een tweede vraag voort: Hoe kan ik als ‘niets’ verschillende houdingen aannemen? Het antwoord hierop was dat we daar ‘fenomenologisch’ naar moeten kijken: het is een ervaringsgegeven dat we voor waar moeten nemen. Doorvragen heeft geen zin omdat elke oorzaak die we zouden kunnen aanwijzen direct om een nieuwe oorzaak vraagt.   

.

Nog een vraag  

In de voorafgaande tekst heb ik het ‘niets’ ter sprake gebracht, maar hoe is dat eigenlijk mogelijk? Als ik me van iets bewust ben, dan onderscheid ik dat ‘iets’ van mezelf als ‘niets’, zonder mezelf expliciet in beeld te hebben. Ik ben gericht op wat ik ervaar. Dat wordt ‘irreflexief’ genoemd. Ik kan daar ook op reflecteren, en zien ‘hoe ik iets ervaar’. Dan onderscheid ik mezelf als ‘niets’ van hoe ik iets ervaar, als ‘niets’ dus. Hoe kan ik nu dat stapje omhoog maken en ‘reflexief’ worden? Het lijkt of ik mezelf aan de haren omhoog heb getrokken. En nu ik hier over schrijf bevind ik me zelfs weer een stapje hoger! 

Het reflexieve niveau bereik je vaak spontaan. Als je, irreflexief, gericht bent op de omgeving, en het gaat mis, dan kun je opeens denken: ‘wat doe ik hier eigenlijk’. Of ‘waar ben ik eigenlijk mee bezig’. Ook als er helemaal niets gebeurt, en de verveling slaat toe, dan kun je spontaan zo’n sprongetje maken. Als iemand me op de vingers kijkt kan hetzelfde gebeuren, noem het plankenkoorts. Je gaat op jezelf letten, op hoe je dingen doet. De reflexieve houding kan je dus spontaan overkomen.  

Het kan ook gebeuren dat iemand je vraagt wat je aan het doen ben. En ook dan ga je van het irreflexieve naar het reflexieve niveau. Maar nu doe je het zelf… hoe kan dat? Als ik, ‘irreflexief’ gericht ben op de wereld, kan ik dingen in de wereld veranderen. Maar in de irrefexieve houding ben ik niet op mezelf gericht dus hoe kan ik dan m’n eigen betrokkenheid veranderen, en van het irreflexieve naar reflexieve niveau omhoog stappen? Je zou toch denken dat je eerst reflexief moest zijn om jezelf naar het reflexieve niveau te tillen…       

Misschien moeten we weer fenomenologisch blijven: we zien dat het kan. En het begrijpen als onderdeel van de bewegelijkheid van onszelf als ‘niets’. Een beweeglijkhid waarin we niet alleen ergens opaf kunnen gaan, of rondkijken, waarbij we ons openstellen voor wat zich aandient; we kunnen kennelijk ook een sprongetje maken van irreflexief naar reflexief, en hoger, om te zien wat we nu eigenlijk aan het doen zijn.  

 

Een verklaring?

Heb ik nu het bewustzijn, en de manier waarop we in de wereld staan, verklaard?

Het hangt er vanaf wat je verwacht van een verklaring. Gewoonlijk denken we aan een logische of causale beschrijving die het verband legt tussen een verschijnsel en de antecedenten van daarvan.

Dat ging meteen al verkeerd, namelijk toen ik liet zien dat een verklaring van het bewustzijn vanuit elektrische  stroompjes en chemische omzettingen in de hersenen neerkwam op een tautologie. Deze logika bracht ons meteen bij het ‘niets’.Geen causale antecedenten. 

Daarna heb ik de logica ingezet om te begrijpen hoe het ‘niets’ zich kon richten op de wereld om daarin iets aan te pakken, en zich kon openstellen voor wat zich aandient. Logisch konden we begrijpen dat een oorzaak hier weer om een nieuwe oorzaak zou vragen, met als logische conclusie: het ‘niets’ kan zichzelf bewegen. En zo kwam ik weer terecht bij de fenomenologie: goed kijken en vertrouw op je ervaring!

Ook met het ‘omhoogspringen’ van het ‘niets’, van het irreflexieve niveau naar het reflexieve niveau, verwees de logica opnieuw naar de fenomenologie: kijk maar, het kan! (Je doet het zelf!)           

Zo kwamen we steeds niet bij een verklaring in de zin van een causaal proces, maar bij de fenomenologie die licht in de zaak bracht, en daarmee kwamen we bij de letterlijke betekenis van verklaren, namelijk ‘verhelderen’. 

Zo zouden we nu dus toch kunnen zeggen dat het bewustzijn en de betekenis daarvan voor ons bestaan, verklaard is. Niet in de gebruikelijke betekenis van verklaren, waarbij een causaal process wordt blootgelegd, maar in de letterlijke betekenis van verklaren, verhelderen, waarbij ‘licht’ moest komen van een fenomenologische houding: goed kijken.

Maar ja, heb ik wel goed gekeken? Deze letterlijke betekenis van ‘verklaren’ is wel wat onwennig. 

Descartes, als je hoe dan ook nog bestaat, wat denk je?     

En Husserl, Heidegger en Sartre, waar ben ik terecht gekomen???

Misschien had ik naar Ludwig Wittgenstein moeten luisteren die zei:                                        Waar men niet over kan spreken, daarover moet men zwijgen.

 

2 gedachten over “Niets is echt moeilijk

  1. Ha Flip, ik heb het stuk nog weer eens gelezen. Ik haak even aan op het stukje over het naar jezelf kijken. Volgens mij kan ik niet naar mijzelf kijken. Op het moment dat ik dat probeer maak ik van mijzelf een object en ben ik geen subject meer. Ik heb als subject inhoud in mijn aandacht, mijn bewustzijn en wat we gewoonlijk doen is al die aandacht ob de inhoud, het object richten. Daarmee vergeten we onszelf als subject. Eén van de manieren om toch een gewaarwording van het Ik, het subject te krijgen is door een tijdje géén inhoud in mijn aandacht te hebben. Dat is waar veel meditatievormen naar streven. Dan wordt ik me van mijn eigen aanwezigheid bewust maar nu helemaal van binnenuit. Echt letterlijk volledig subjectief. Ik kan er niet naar “kijken” maar mijn eigen aanwezigheid wel beleven. Qua inhoud is het leeg, niets maar ik beleef wel datgene waarin normaal gesproken de inhoud in aanwezig is.

  2. Ha Frans
    Ik ben het helemaal met je eens. Het ‘niets’ dat je als ‘ik’ ervaart is zeker geen lege plek tegenover een volle wereld. Het ‘is’ er wel, maar niet zoals een (afwezig) ding. Iedereen kan voor zich ervaren hoe zijn of haar ‘niets’ zich manifesteert.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *