-Als je iets geks doet
dan weet je niet of ze lachen
of dat ze je een beetje uitlachen
—-
-Vermoorden
Dat is een deftige naam voor dood maken
Maar daar heb je geen deftige naam voor nodig
—-
-Ik denk steeds dat er een reus is
die zegt wat we moeten doen
Dat we poppetjes zijn
en dan kan je niet denken, dan besta je niet
—-
-Robots kunnen je wel verzorgen
Maar ze kunnen geen echte kusjes geven
—-
We lopen door het verzorgingstehuis waar m'n moeder woont
-Hier wonen geen oude kinderen
—-
Thijmen: Pappa, vind jij het leven zwaar
Ik: Eh, nee, ik denk het niet
Thijmen: Ik wel (hij kijkt peinzend naar een plekje op de tafel boven zijn bord)
Ik: Hoe komt dat dan
Thijmen: Nou, omdat ik niet zo veel mag
—-
–Toen ik nog niet in mamma's buik zat
was ik ook dood
—-
-Ik ben heel blij met m'n leventje
Dat ik mezelf ben
—-
We hebben het over gekke lachjes:
-Zoals ik echt lach
dan kan ik niet nadoen
—-
-Weet je waar ik het blijste mee ben?
Met m'n fantasie
Weet je waarom?
Daar kunnen dingen die nog niet bestaan
—-
Hij zit zichtbaar te genieten van z'n boterham
Ik: Zit je lekker te genieten?
Thijmen: Nu niet meer, maar wel toen je het nog niet vroeg
—-
Thijmen speelt vader en moedertje met Valery
Hij komt dit vertellen in de woonkamer met een koplampje op z'n hoofd:
En ik ben vader en we zijn ons kind kwijt
En ik ben ook nog mijnwerker
—-