Individualisme, korte lontjes en komplottheorieen versus de ‘wederkerige omgeving’


           Disclaimer: dit essay is geschreven vanuit een existentialistisch perspectief

          Neoliberalisme

In de loop van de tachtiger Jaren werd de maatschappij in de westerse wwp-content/uploads/2023/11/nov/ereld steeds individualistischer. Sociale voorzieningen werden afgeslankt en overheden ‘traden terug’. Het idee was dat als de overheden hun coordinerende rol overlieten aan de ‘vrije markt’, dan zou men minder last hebben van bureaucratie en dan zou ieder het zijne krijgen.
De Engelse Prime Minister Margaret Thatcher bracht dit idee in 1987 als volgt onder woorden:

I think we have gone through a period when too many children and people have been given to understand ‘I have a problem, it is the Government’s job to cope with it!’ or ‘I have a problem, I will go and get a grant to cope with it!’ ‘I am homeless, the Government must house me!’ and so they are casting their problems on society and who is society? There is no such thing! There are individual men and women and there are families and no government can do anything except through people and people look to themselves first. 1)

Zij was niet de enige die de rol van de overheid wilde beperken. Ronald Regan verkondigde in de Verenigde Staten een boodschap van gelijke strekking: de problemen waar het land mee worstelde zou niet door de overheid kunnen worden opgelost, de overheid was zelf het probleem. Het was de ‘vrije markt’ die, ongestoord door de overheid, haar werk zou moeten doen, dan zou alles terecht komen. Hij schetste de overheid als het probleem, en dit deden meer regeringsleiders in Europa, onder wie onze premier Ruud Lubbers. En zo nam de invloed van regeringen in de westerse wereld meer en meer af, maar daarmee ook de betekenis en bescherming van sociale wetgeving en sociale voorzieningen.
Dit terwijl de invloed van de ‘vrije markt’, dat wil zeggen naar het bedrijfsleven, steeds meer toenam, waarbij de nadruk meer en meer kwam te liggen op het individu. Een benadering van de maatschappij die ook wel het ‘neoliberalisme’ wordt genoemd.

  De nadruk op het individu

           Als werknemer
Voor werknemers in winkels, kantoren en bedrijven de sfeer veranderen. Het idee dat men samen werkte, en desnoods samen in verzet kon komen tegen een te zware taak of te lage beloning, verdween en werd vervangen door het idee dat je het als individu moest zien te maken. Het devies was ‘je kunt het’. Veelgehoord was ook ‘succes is een keuze’. Waardoor werknemers zichzelf verantwoordelijk voelen voor hun positie terwijl ze misschien schaamteloos worden uitgebuit. Maar naar de rol van de werkgever werd niet meer gekeken, het was de werknemer die beter z’n best moest doen. Solidariteit en opkomen voor je rechten was iets uit een voorbije tijd. 2)
Tekenend voor deze situatie is ook het scheldwoord ‘loser’ dat sinds de invoering van het neoliberalisme in de tachtiger jaren in zwang is geraakt. Presteren werd de norm.

In sommige bedrijven ontstond ook een cultuur van onderlinge concurrentie. Concollega’s. Door werknemers met elkaar te laten concurreren zouden zij  harder gaan werken en minder eisen stellen. Wat niet alleen tot onzekerheid leidde, maar ook tot onderling wantrouwen.

Daarbij voerden sommige werkgevers de onzekerheid op door geen vaste contracten aan te bieden en door activiteiten te outsourcen en over te laten aan ZZP-ers, die helemaal in onzekerheid leven, als de loswerkmannen in de negentiende eeuw, de tijd van voor de sociale wetgeving.

          Als bewoner
In de zestiger en zeventiger jaren was het idee ontstaan dat de privacy van de woning wel eens een negatief effect kon hebben, te veel voor isolement zorgde, en dat men ook buiten de eigen woning kon wonen, met anderen. In de stedenbouw werden woonerven gebouwd waar kinderen van verschillende huishoudens met elkaar konden spelen en waar ook ouders en ouderen uit de straat elkaar konden ontmoeten.

Maar in de tijd dat de politiek van Thatcher en Reagan werd doorgevoerd kwam de privacy van de woning weer in hoger aanzien. Het ontwerpen van woonerven werd verlaten en er werden weer anonieme woningblokken en lange straten ontworpen. Het ‘grid’ werd herontdekt met straten of wegen die van horizon tot horizon liepen.
Nu konden bewoners natuurlijk nog steeds in contact komen met ‘anderen’, maar dat was dan meer op het schaalniveau van de stad, in café’s, restaurants, op terrassen en in parken.
Hoe belangrijk deze contacten misschien ook kunnen zijn, zij waren ver van huis, op een schaalniveau waar men als individu niet meer tot z’n recht komt. En zo bleef men toch geïsoleerd in de privacy van de individuele woning, dit in overeenstemming met het idee dat alleen het individu telt. We staan er alleen voor en ‘my home is my castle’.

          Als klant 
In winkels leek de eenzaamheid die het individualisme met zich meebrengt even te zijn opgelost als winkelpersoneel het devies the de klant is koning’ wilde laten gelden. Totdat het besef doordrong dat dit misleidend was, eigenlijk een reclametekst, want ging het bedrijven niet in de eerste plaats om de winst, om te groeien en te overleven in een onderlinge concurrentiestrijd?

In de neoliberale economie zijn bedrijven door onderlinge concurreren genoodzaakt om hun positie te versterken, wat betekent: om te groeien. Daarom wordt de consument onderworpen aan een voortdurende stroom van reclames, waarin wordt getoond hoe de aangeboden producten, of belevenissen kunnen bijdragen aan een vrolijk en gelukkig leven. Hier komen we in de buurt van wat Guy Debord de ‘spectakelmaatschappij’ noemde: een maatschappij waarin mensen zich spiegelen aan het gelukkige leven dat ze wordt voorgespeeld in reclames. 3)
Later volgde de zogenaamde ‘belevingseconomie’, waarin consumenten interssante, spannende, leuke of unieke belevenissen aangeboden kregen. 4)
Maar de voorbeelden die reclames ons bieden en de aangeboden belevenissen kunnen als ‘implantaten’ gaan werken die onze eigen authentieke ervaringen in de schaduw stellen, of de pas afsnijden, en daarmee de wensen en verlangens die hier aan meekomen.

Door de nadruk die winkels en dienstverleners leggen op wat zij het individu te bieden hebben kan ook het besef ondergesneeuwd raken dat onze authentieke ervaringen, en de wensen of verlangens die daaraan meekomen, iets gemeenschappelijks kunnen betreffen, iets in de directe omgeving, iets dat we met anderen delen. Misschien een speelplekje, een picknick plaats, of een andere voorziening in de buurt, die de aanleiding kan vormen om ervaringen uit te wisselen met medebewoners en misschien om ideeën te opperen voor verbeteringen in die omgeving.

          Menselijke context lost op

           Op het werk
Voor werknemers is het de gewoonte geworden om eens in de paar jaar van baan te veranderen. Voor de werknemer misschien een verrijking van de ervaring, die mogelijk ook een zekere oppervlakkigheid met zich meebrengt. Zo kan een bedrijf wel eens gaan lijken op een ‘kruiwagen met kikkers die in en uitspringen’.
Nu veel werknemenrs thuis werken, door de coronapandemie, kan de samenhang van de menselijke context op het werk nog een verder afnemen.

           In de woonomgeving
Omdat we massal aan het werk zijn, mannen en vrouwen, terwijl de kinderen op school zijn, of in de naschoolse opvang, blijft er steeds minder tijd over om te wonen. De ‘rat race’ beneemt ons de tijd en de kans om in de woonomgeving contacten met buren of buurtgenoten te onderhouden.

Eenmaal thuis, ’s avonds na werktijd, zijn we misschien samen met de leden van ons huishouden, maar ten opzichte van de buitenwereld blijven we geisoleerd. Nu kunnen we wel contact maken met anderen, door middel van moderne communicatiemiddelen, maar om onze gevoelens over te brengen maken we gebruik van emoticons, en vaak ook van selfies om onszelf te presenteren. Onze menselijke context lost hierdoor niet echt op, en wordt misschien zelfs groter, maar het virtuele karakter van deze contacten doet wel afbreuk aan de realiteitswaarde ervan…

           In winkels en bij dienstverlening
Winkelen is voor een deel veranderd: het contact met verkopers is minder belangrijk geworden, we ontmoeten geen werknemers meer, die misschien overdreven beleefd zijn om ons ‘koningen’ te laten zijn, maar die niettemin toch mensen zijn; we kunnen zo ongeveer alles op internet bestellen. Rest ons alleen nog de bezorger, maar er zijn al plannen om deze te vervangen door een drone.

Ook bij dienstverleners verdwijnt de menselijke context. Bij het openbaar vervoer zijn we er al aan gewend: er is niemand meer die je een kaartje verkoopt of het controleert.

Maar het gaat verder. Zo is het station in Crupont, een klein stadje in de Ardennen, dichtgetimmerd en vervangen door een bushokje, een kaartjes automaat en een luidspreker aan een lantarenpaal. Nu zal het reizigersaantal wel zijn afgenomen, waardoor het operationeel houden van een echt station niet meer rendabel was, maar toch is deze ontwikkeling tekenend voor wat we ‘vooruitgang’ noemen: rendement verhogen door ontmanteling en automatisering.


Station Crupont in de Ardennen. Oorspronkelijk een volledig station, met ontvangsthal, loketten voor kaartjes en een restauratie, compleet met stationschef, lokettisten en horecapersoneel

—  
Nu gereduceerd tot een bushokje met een kaartjesautomaat en een speaker aan een lantarenpaal, waarbij ook de automaat dreigt te vervallen: kaartjes zijn ook te bestellen met een app.

Bij de bezinepomp zijn we er al aan gewend: zelf tanken en betalen met een betaalpas, in sommige supermarkten kun je zelf je boodschappen scannen en op het vliegveld kun je, ook zonder menselijke tussenkomts, inchecken, bij een automaat. Op een terrras kunnen we nu bestellen dmv een QR code, geen menselijke bediening meer die de bestelling komt opnemen en eventuele vragen kan beantwoorden of een toelichting geven. En in menig verzorgingshuis staan robotjes te trappelen om de verzorging op zich te nemen.

Ook de concrete zichtbaarheid van andere dienstverlenende bedrijven neemt af. Zo zijn banken al massaal het internet opgegaan. Vestigingen zijn opgeheven, en als er iets mis is, als je een vraag hebt, en je vindt een telefoonnummer, wat vaak al moeilijk is, en je belt, dan moet je je nog door een keuzemenu heen werken, totdat je uiteindelijk bij een persoon uitkomt. Die misschien thuis werkt. Of in India.
Soms moeten we zelfs inspreken om een robot helpen ons met de juiste afdeling door te verbinden. Niet zelden word je, na dit alles, doorverwezen naar de website.

           Menselijke context aangetast
Nu kunnen we niet zeggen dat de menselijke context opeens ontbreekt. We hebben nog steeds familieleden, collega’s, vrienden, buren en kennissen die we graag zien en misschien zijn er zelfs winkels, een garage of een ander bedrijf waar we graag komen, vanwege degenen die daar werken, maar onze context is zeker ook aangetast.

Kwalitatief door wantrouwen jegens collega’s die tevens concurrenten zijn, jegens winkeliers die een schijnvertoning van ‘de klant is koning’ opvoeren, waarbij reclames en aangeboden belevenissen de eigen authentieke ervaring kunnen verdringen, ook waar deze een gedeelde omgeving of gedeelde voorzieningen betreft. Immers, reclames en belevenissen zijn gewoonlijk bedoeld voor het indicvidu of het individuiele gezin.
Daar komt bij dat ‘anderen’ langzamerhand verdwijnen uit de context om te worden overgenomen door automaten of door geautomatiseerde internet sites.

Kwantitatief is de context aangetast doordat in de directe woonomgeving de plekken verdwijnen waar men buren kan ontmoeten, waardoor de woning is nu vooral is geplaatst in de stad, een context die voor het individu veel te groot is om daarin tot z’n recht te komen. Ook als men op grond van de eigen authentieke ervaring, en die van ‘anderen’, iets aan deze context zou willen veranderen of verbeteren.
Dit geldt nog sterker voor het decor dat gevormd wordt door alle bedrijven op internet, een context op een mondiale schaal, waar men als individu verwaarloosbaar klein is. Wie hier enige invloed zou willen uitoefenen, staat machteloos.

Nu wordt de ‘vrije markt’ verondersteld te zorgen voor een afstemming van vraag en aanbod. Daarmee zou toch aan de vraag van de onsument worden voldaan?
In theorie wel, maar zoals eerder opgemerkt is het nog maar de vraag inhoeverre de aangeboden producvten ook echt gevraagd zijn, gezien de druk die door middel van reclame wordt uitgeoefend op de koper. En bovendien is er bij het ‘spel van vraag en aanbod’ geen sprake van concrete vragen van de consuent waar de producent een antwoord op geeft. Geen enkele consument zal ooit uitroepen: ‘dit is precies wat we gevraagd hebben’. (Misschien alleen de bij een architect…)

         Existentiele behoeften en zelfverwerkelijking

          IJdele poging
Bovenbeschreven omstandigheden maken ons onzeker en machteloos. Onze individuele identiteit hangt samen met onze menselijke context en die is op verschillende manieren aangetast. Zo is een oen onmenselijke situatie ontstaan, waarbij het niet om wreedheid gaat maar in existentiële zin: om als individue te kunnen bestaan zijn we aangewezen op ‘anderen’, op een menselijke context.
Omwille van onze individuele identiteit kunnen we ons laten verleiden zelf de rol van ‘anderen’ op ons te nemen, en ons aan onszelf te spiegelen. Geen ijdelheid maar wel een ijdele poging, puur uit nood geboren.
Om deze poging te ondersteunen maakt men ook wel gebruik van ‘selfies’ waarin men anderen het reslultaat voorschotelt, niet zelden een positieve zin bijgestelde versie, in de hoop dat dit beeld bevestigd wordt door vele ‘likes’. Zo spelen ‘anderen’ nog wel een rol, maar binnen de grenzen die zijn uitgestippeld door het op zichzelf reflecterende individu.

          Gemankeerde poging
Een andere existentiële behoefte is ‘zelfverwerkelijking’. Als we op grond van onze authentieke ervaringen ingrijpen in onze situatie om deze te verbeteren en te ontwikkelen, verwerkelijken we onszelf als bewuste menselijke wezens. Maar mogelijk blijft het bij gemankeerde pogingen, omdat onze authentieke ervaringen in de schaduw worden gesteld door de voortdurende stroom van reclames waar we aan bloot worden gesteld, voor producten, diensten en voor de avonturen van de beleveniseconomie.
Bovendien ligt hier de nadruk op het individu, waarbij de betrokkenheid op het gemeenschappelijke interessen uit het oog wordt verloren.

          Lege poging
In de zestigen jaren beriepen studenten op de universiteiten zich vaak op het existentialisme, de filosofie waarin de hierboven genoemde authenticiteit, ontwikkeling van de situatie en zelfverwerlijking centraal staan. De mens is hiertoe in staat omdat hij een zekere afstand heeft tot zijn omgeving, er niet in opgaat en daarom kan worden opgevat als ‘vrijheid’.
Op grond hiervan kan gezegd worden dat het miskennen van ‘anderen’ als ‘vrijheid’ en het beperken van de mogelijkheid van ‘anderen’ tot zelfverwerkelijking door uitbuiting, manipulatie of discriminatie, onmenselijk is en voorkomen moet worden.

Dit houvast loste op in de filosofie van het postmodernisme die in de periode hierna aan de universiteiten gedoceerd werd. In deze stroming kan elk standpunt, elke tekst, elke ervaring gerelativeerd worden. Het idee is dat er altijd nieuwe, andere betekenissen te ontdekken zijn, niet alleen in onze opvattingen, maar ook in wat we ervaren. Zo bestaat de realiteit niet meer, wij ervaren alleen maar beelden.
Zeker interessant, maar door het absolutisme van deze opvatting kon elke ervaring worden gerelativeerd tot ‘ook een mening’. Ook wetenschappelijke bevindingen. 5)

In de negentiger jaren was er een filosoof, Jean Baudrillard, die zo ver ging dat hij beweerde dat de maatschappij op Disneyland begon te lijken, een wereld van louter beelden, waarin niets nog werkelijkheidswaarde had. Hij refereerde hierbij aan reclames waarin serieuze zaken uit het nieuws werden gebruikt in reclamecampagnes.

The New World Order is in a Disney mode. But Disney is not alone in this mode of cannibalistic attraction. We saw Benetton with his commercial campaigns, trying to recuperate the human drama of the news (AIDS, Bosnia, poverty, apartheid) by transfusing reality into a New Mediatic Figuration (…). The virtual takes over the real as it appears, and replicates it without any modification in a pret-a-porter fashion.

Volgens Baudrillard was deze ontwikkeling onomkeerbaar. We zouden uiteindelijk terecht komen in een wereld waar niets meer echt betekenis had. In wat hij de ‘hyperrealiteit’ noemde, waar ons niets anders rest dan de leegte. 6
Nu is het natuurlijk de vraag in hoeverre wij meegaan in het idee dat de wereld slechts uit vluchtige beelden en denkbeelden bestaat, maar ook als we dat niet doen, dan missen we toch iets: steun uit de filosofie, voor onze vrijheid, ontwikkeling en zelfverwerkelijking.

          Lege portemonnee
Intussen heeft het neoliberalisme gezorgd voor een forse toename van het aantal mensen dat onder de armoedegrens leeft en een steeds groter wordende groep daklozen. 7) Een zorgwekkende situatie die hun vrijheid en de mogelijkheden voor ontwikkeling en zelfrealisatie beperken.

         Korte lontjes

Geïsoleerd, in de werksituatie, in de woonomgeving en in de commerciele wereld van winkels en diensten. In een grootschalige en onaantastbare wereld. Wie voelt zich niet onzeker in een dergelijke situatie? En machteloos?
Vervolgens van de wijs gebracht door een voortdurende stroom van reclames die de behoefte aan producten, diensten en belevenissen proberen te kweken. Waardoor de eigen authentieke betrokkenheid op z’n minst ondergewaardeerd wordt, zo niet ondergraven.
Tel daarbij op dat veel mensen beschikken over onvoldoende middelen van bestaan… en zich mogelijk achtergesteld voelen. Hoe onzeker kun je je dan voelen, als individu? Bestaat er nog een slechtere basis voor een het besef vrij te zijn, voor het idee dat je de situatie kunt ontwikkelen en jezelf verwerkelijken?

Tegelijkertijd wordt er in de neoliberalie maatschappij een beroep gedaan op het initiatief en de ondernemingszin van het individu. Maar wie is daar nog toe uitgerust? Hoe kunnen we, gezien onze zwakke individuele identiteit, nog zelfbewust en op een weloverwogen manier opkomen voor onszelf? En evenwichtig en zelfverzekerd onderhandelen op de ‘vrije markt’?

Het hoeft ons niet te verbazen dat wij allen ‘touchy’ zijn geworden. Niet in staat om de eigen belangen goed te onderkennen en vanuit de onze wankele positie redelijk te behartigen. Als we al iets willen, we kunnen het nauwelijks verdedigen. En dan reageren we even geagiteerd als we onzeker, leeg en wanhopig zijn. Met een kort lontje.

Twitter laat ook zien hoe wanhopig we zijn. Op onze smartphone kunnen we een zwerm scheldende en vloekende figuurtjes ontwaren, wild gesticulerend portretjes die vanachter hun raampje machteloos schreeuwen tegen een buitenwereld waarin zij zich verloren voelen.

         Komplottheorieën

Wat zou er aan de hand kunnen zijn, hoe zou onze onzeker wereld kunnen zijn ontstaan? Een wereld van ijdele en gemankeerde pogingen, leegte en vaak ook nog armoede? Dat is toch niet ‘zomaar’ gebeurd! Als mensen zijn we toch verantwoordelijk voor wat we doen, dus ook voor de wereld zoals we die hebben vormgegeven. Als je in een contemplatieve bui naar de skyline van een stad kijkt, dan weet je: dat is allemaal door menselijk inventiviteit en door menselijk ingrijpen ontstaan!

En als er iets mis is, hebben we dat aan onszelf te danken. Dus de vraag is nu wie er verantwoordelijk zijn voor wat er mis ging? Niemand zo lijkt het. De neoliberale ‘vrije markt’ economie schijnt zich te ontwikkelen als een natuurverschijnsel. Compleet met de nadruk op het individu, de commercials en de automatisering. Maar is het niet verdacht dat er intussen een onmetelijk rijke elite is ontstaan, in het bezit van jachten, landhuizen, en privévliegtuigen, die geen last lijkt te hebben van ondermijning. Intussen verblijven zij op plaatsen waar gewone mensen niet komen. Voeren zij iets in hun schild?

Misschien is het daardoor dat je politici hier nooit over hoort, zij horen erbij, ze opereren van achter de schermen, zonder de controle van een democratisxch gekozen parlement.

En degenen die het kunnen weten, met de jachten, de landhuizen en de privévliegtuigen? Kunnen zij ons niet vertellen wat er mis is? Als zij er baat bij hebben zullen ze het niet verklappen. Waarschijnlijk zullen zij benadrukken dat iedereen kan slagen, iedereen die z’n best doet.

Zouden de media kunnen hier geen onderzoek naar kunnen doen? Maar de eigenaren van de media, en de adverteerders, zijn weer dezelfden van de jachten, landhuizen en privévliegtuigen. Zij zullen niet toestaan dat ze ‘exposed’ worden.

De wetenschap dan? Kunnen zij geen onderzoek doen naar de situatie? Ook hier spelen grote bedrijven weer een rol. Zij sponseren universiteiten en mogen hoogleraren leveren uit eigen kring. En was wetenschap niet ook gewoon een mening?

Het gevoel dat we onszelf niet meer kunnen zijn, dat anderen over onze hoofden bepalen wat er gebeurt, gaat dus hand in hand met het idee dat we daar geen openheid over kunnen verwachten. Een ideaal klimaat voor een komplottheorie. En waarom niet! Het is niet bij voorbaar uit te sluiten. Komplotten bestaan nu eenmaal en er zijn toch een aantal heel verdachte omstandigheden. Maar als je geen vertouwen hebt in de media of in wetenschappelijk onderzoek, hoe kan je dan bepalen of er inderdaad sprake is van een komplot… dan moet je op je gevoel afgaan, op wat je aannemelijk lijkt…

          De overheid
Tijdens de Covid pandemie wordt van de gedacht dat de overheid haar ware gezicht laat zien. Als de machthebber die ons wil belemmeren in onze vrijheid. We moesten afstand houden, mondkapjes dragen en ons in laten enten.
Eerder al dachten komplotdenkers dat de overheid door inentingen nanorobotjes wilde inspuiten. Een idee dat door de nadruk op vaccineren in de pandemie weer opkwam. Het doel was klassiek: het volk eronder houden… deze overheden zouden immers niet de eersten zijn in de geschiedenis die daarnaar streven: de bevolking eronder houden! En hoe kun je dat beter doen dan in het geniep.

          Bedrijfsleven
Ook het bedrijfsleven speelt een rol in het komplotdenken. Om nog even bij de Covid pandemie te blijven: zo zou ‘Big Pharma’ de pandemie hebben veroorzaakt. Zij zouden erop uit zijn de winst te vergroten door een virus te verspreiden en een vaccin te ontwikklen dat wereldwijd gekocht moet worden. Bestaande medicijnen die tegen het virus zouden helpen, hebben zij verboden en artsen mogen die niet voorschrijven.
Dat Big Pharma heel ver gaat om de winst te vergroten, dat is duidelijk. Daar zijn schanddalige voorbeelden van. Misschien moeten we niet verbaasd zijn dat sommigen veronderstellen dat zij hier zo ver zouden gaan!

          Satan
Soms worden de verdenkingen wel erg fantastisch. Zo zou de wereld volgens sommige komplotdenkers geregeerd worden door een satanisch pedofielen netwerk, waarin de duivel wordt aanbeden, rituele kindermoorden worden gepleegd en het bloed van de kinderen wordt gedronken. 8)
Misschien is deze theorie nog uit te leggen als een metafoor, die bedoeld is om tot uitdrukking te brengen dat machthebbers, slechterikken, de levenskracht van onschuldigen misbruiken… lang niet slecht, maar een metafoor is niet aan iedereen besteed.

          Fuik effect
Omdat sociale media een grote rol spelen in de communicatie is er sprake van een fuikeffect. Adverteerders willen dat lezers zo lang mogelijk gebonden blijven aan het internet door hen artikelen aan te bieden waarin zij blijken interesse te hebben. Dit met het doel hen zo veel mogelijk commecials onder de aandacht te brengen. Hiervoor zetten zij algoritmes in die ontworpen zijn om lezers ‘meer van hetzelfde’ aan te bieden. Lezers zwemmen hierdoor in een ‘fuik’ waarin zij inderdaad meer van hetzelfde tegenkomen. Dat hun ‘omgeving’ gemanipuleerd is valt niet op. Hierdoor kunnen zij het idee krijgen dat hun theortie aannemelijk is omdat zij in brede kring bevestigd lijkt te worden.

        Voorstel voor nog een komplottheorie

Postmodernistische filosofen, door wie benoemd?
Hoe is het mogelijk dat, in dezelfde tijd dat het neoliberaluisme werd geïntroduceerd, op de verschillende universiteiten postmodernistische filosofen werden aangesteld?
Werd er misschien druk uitgeoefend door regeringen en bedrijfsleven? De twee partijen die het meeste last hadden van studentenopstanden en daaruit voortvloeiende stakingen van arbeiders, van acties voor de vrijheid en tegen de uitbuiting van arbeiders. Het introduceren van een filosofisch klimaat waarin het streven naar vrijheid niet langer centraal stond, waarin relativering de nieuwe wijsheid was, was precies wat deze partijen nodig hadden.

        Het zwakke punt van komplotdenken

Komplottheorieën zouden we als onderzoeksvoorstellen kunnen opvatten, maar dan zouden we wel moeten vertrouwen op de competentie van bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek of onderzoeksjournalistiek. Stel dat zij in een aantal gevallen inderdaad tot de conclusie komen dat er achter de schermen gemanipuleerd is, of omgekocht, en dat we een aantal schuldigen kunnen aanwijzen. Deze laatstenzullen bij hoog en bij laag beweren dat zij handelden in goed vertrouwen, maar misschien zal een aantal toch reputatieschade oplopen en mogelijk gaan er, na een proces van jaren, een paar malafide actoren de gevangenis in… maar hier wordt de zwakte van het komplotdenken zichtbaar, zelfs als je complottherieën zou opvatten als onderzoeksvoorstellen. Misschien zou de veronderstelling dat het om een komplot gaat bevestigd kunnen worden, maar wordt de samenleving er ook maar een haar beter door? In het gunstigste geval zullen de partijen die schuldig zijn bevonden transparantie beloven en dat zij zich aan de wet zullen houden, dan zal de maatschappij nog steeds volgens de neolibrale aanpak kunnen functioneren: nadruk op het individu, minimale lonen, outsourcen, en het streven naar bedrijven op mondiale schaal, groot en machtig.
Wat nodig is, is een nieuwe aanpak, zo mogelijk ondersteud door een idee, een filosofie die de kern raakt van wat het betekent dat wij mensen zijn, een filosofie die ons laat zien dat we vrij zijn om onze omgeving te ontwikkelen en onszelf te realiseren.

        Wederkerige omgeving

Kwetsbare buurten waren de kanarie in de kolenmijn. Hier werd het eerste duidelijk dat de neoliberale economie van Thatcher en Raegan niet altijd bracht wat zij beloofd hadden. Veel bewoners kwamen hier, door lage lonen, verruimd ontslagbeleid, sluiting van bedrijven of door andere oorzaken, onder de armoedegrens terecht. De onzekerheid en het onbehagen namen hier al gauw concrete vormen aan. Men ondervond aan den lijve dat er iets mis is met pure individualiteit en met het ‘ieder voor zich’, en zo maakte men in een aantal ‘probleembuurten’ werk van het feit dat ‘het individu’ iets met ‘anderen’ te maken heeft.

Zo nam men het initiatief om een eigen economie op te zetten, vaak ook met een eigen munteenheid die aantal gewerkte uren aangaf. Zo kan men iemands haar knippen in een half uur. De tijd wordt geregistreerd en kan vervolgens besteed worden aan een appeltaart die in een half uur gebakken is. De bakker van deze taart kan het verdiende half uur weer besteden, bijvoorbeeld aan een half uur kinderoppas.

Veelal werkt men hier in werkgroepjes, bijvoorbeeld om een buurtkrant uit te geven, te werken in een moestuin, of om activiteiten in het buurthuis te organiseren. In deze werkgroepjes werken de deelnemers samen aan het beoogde doel, zij zijn hiertoe gemotiveerd, en worden niet te werk gesteld om te worden ontslagen als ze te weinig presteren. Zo hoeven zij niet het idee te hebben dat zij er alleen voor staan, dat zij moeten zien te overleven, en voorkomen dat zij als ‘loser’ zullen worden ontslagen. Daar zij samenwerken zullen zij zich niet geroepen hoeven voelen om te concurreren met collega’s.
Op grond van het idee van samenwerking ligt het ook niet voor de hand dat er een onderklasse van ZZP-ers ontstaat die kunnen worden uitgebuit en vervolgens afgedankt.
Waarmee niet gezegd dat samenwerking altijd vlot verloopt, of dat men voortdurend gemotiveerd is, maar wel dat de basis ontbreekt voor structurele uitbuiting.

Niet alleen in werkgroepjes of in het buurthuis kan men elkaar ontmoeten, dat kan ook in de woonomgeving. Daarom zal er in buurten waar de wederkerigheid van individu en ‘anderen’ een rol speelt ook behoefte zijn aan een stedenbouwkundige structuur waarin bewoners een gezamelijke buitenruimten delen. Waar ouders, ouderen en kinderen terecht kunnen en en passant kennis kunnen nemen van elkaars verschillende perspectieven op het leven.

Doordat degenen in de werkgroepjes en de degenen voor wie het werk gedaan wordt dicht bij elkaar staan, is er overleg mogelijk tussen bewoners als producenten en bewoners als consumenten, tussen makers en gebruikers. Een gelijkwaardige relatie, waarbij de eersten niet aan de laatsten verdienen, maar waarbij zij samenwerken. Wie iets komt kopen of ophalen in een lokaal groentewinkeltje of bij een weggeefwinkel, hoeft niet bang te zijn zogenaamd als ‘koning’ behandeld te worden omdat de winkelier zijn klanten gunstig wil stemmen omdat hij vooral aan de winst denkt. Door de verbondenheid tussen het winkeltje en de buurt is er geen reden om de positie te verbeteren door winst te maken en te groeien.

Daarom ligt het ook niet voor de hand dat winkeliers of aanbieders van producten hun buurtgenoten bestoken met reclame voor hunbepaalde producten, of ‘belevenissen’, waardoor deze laatsten hun eigen authentieke wensen en behoeften uit het oog dreigen te verliezen. Uitgangspunt is juist dat de makers overleggen met gebruikers over waar behoefte aan is. Waardoor zij misschien op nieuwe ideeën komen. Motiverend zowel voor de gebruikers als voor de makers. Het gaat hier niet om winst of groei, maar om betrokkenheid en misschien zelfs avontuur. Om deze te waarborgen hebben deze initiatieven vaak een juridische vorm, van een coöperatie of een Community Land Trust, waarin de invloed van alle betrokkenen is gewaarborgd. 9)

Zo zien we in deze buurten een wederkerigheid van ‘individu’ en ‘anderen’, de wederkerigheid die de basis vormt van de onderlinge hulp. Daarnaast zien we een wederkerigheid in het overleg tussen van producenten en consumenten, makers en gebruikers. Een wederkerigheid in het overleg tussen twee gelijkwaardige partijen waarin besproken wordt waar behoefte aan is en hoe daarin voorzien kan worden. Een woonomgeving waar sprake is van deze twee vormen van wederkerigheid, zal ik een ‘wederkerige omgeving’ noemen.

         Menselijke context terugbrengen

Zou hier nog sprake zijn van een doorloop van steeds nieuwe werknemers? Waardoor men het idee heeft te werken in een ‘kruiwagen met kikkers’ te werken. Dit ligt niet voor de hand voorzover de activiteiten die bewoners ontplooien zijn gebaseerd op een betrokkenheid op elkaar en op wat zij delen in de woonomgeving. Dit kan de werkplek een zekere stabiliteit geven.

Thuiswerk is vooral interessant als men ver van de werkplek woont. Wie werkt in de eigen buurt zal in pricipe dichtbij de werkplek wonen. Wat betekent dat werkplekken ruimtelijk herkenbaar blijven en niet oplossen in een netwerk van onzichtbare thuiswerkplekken.

Vaak zijn bewoners van een dergelijke woonomgeving minder betrokken bij de ‘rat race’, en kunnen zij tijd vrijmaken om ook de omgeving buiten hun woning te bewonen. Waardoor zij in de buurt aanwezig zijn, en een sociaal netwerk kunnen onderhouden. Iets dat de wederkerigheid tussen ‘het individu’ en ‘anderen’ kan versterken.
Door talloze zogenaamde ‘terloopse contacten’ maken zij hun buurt meer tot hun ‘thuis’, en uit onderzoek blijkt dat dit de omgeving ook veiliger maakt. 10)

Nu zorgde het gebruik van sociale media voor een virtualisering van de menselijke context.  Onderzocht zou moeten worden of het gebruik van deze media in een ’wederkerige omgeving’, waar een concrete mensleijke context bestaat, nog steeds hetzelfde negatieve effect heeft. Het is denkbaar dat sociale media de vorming van een concrete menslijke context hier juist versterkt.

Bij onbemande benzinepompen, het zelf scannen in de supermarkt, bij het inchecken op vliegvelden, het bestellen van producten via internet, er zijn vele voorbeelden waar automatisering die hand in hand gaan met het verdwijnen van de menselijke context. Nu kan dat ons verlossen van repetatieve werkzaamheden, en tijd vrij maken voor andere, meer zinvolle bezigheden, maar dat gaat niet automatisch goed… als we alleen aan de kosten denken kan ook een zinvolle menselijke aanwezigheid wordt weggeautomatiseerd. Zo kunnen we het als verlies rekenen als bij kopen via internet de inbreng van gekwalificeerd winkelpersoneel verdwijnt.

Omwille van het behoud van gekwalificeerde mensen die ons kunnen helpen bij de aankoop van producten zouden we ervoor kunnen pleiten de rol van internet te minimaliseren. Zo zouden we, als we een bepaald onderwerp willen onderzoeken, kunnen pleiten voor het behoud van bibliotheken omdat daar mensen werken die ons wegwijs kunnen maken in de informatie die voorhanden is. Maar zoekfuncties op internet werken sneller en maken de tijd vrij om dieper op de zaak in te gaan, en ook voor overleg met de belanghebbenden. Zo kan een werkgroep van een ‘wederkerige omgeving’ internet gebruiken voor het verwerven van informatie die nodig is voor het 3D printen van voorwerpen die door bewoners gevraagd zijn en de tijd nemen omde reslutaten met hen te bespreken.
Toepassingen van automatisering en de hulp van internet zou dus getoets moeten worden op wat het betekent voor de gebruiker in relatie tot de menselijke context.

Zo kan men bij alle voorzieningen nagaan inhoeverre internet en automatisering een rol kunnen spelen, en in hoeverre het wenselijk is om mensenwerk te handhaven.
Waarbij het aanbeveling verdient uit te gaan van concrete verkooppunten omdat hier contact mogelijk is tussen makers en gebruikers, en zelfs informeel contact tussen gebruikers onderling, twee vormen van wederkerigheid die levering van goederen via internet en een bezorgdienst mist.

Ook kan gekeken worden naar de zichtbaarheid van voorzieningen. Een lokaal uitzend- of bemiddelingsbureautje zou geheel onzichtbaar kunnen blijven als het opereert via een (lokaal) internet, waarbij de werknemers vanuit huis werken. Toch kan het de voorkeur verdienen dit bureau een herkenbare plaats te geven, met een balie waar men zich kan vervoegen. Daar kan de wederkerigheid tussen de baliemedewerker en de klant, als maker en gebruiker, vraag en aanbod op elkaar afstemmen. Een menselijke kracht die door het persoonlijke contact beter in staat is om degene die werk zoekt naar de juiste plek te wijzen en om degene die een dienst vraagt de juiste persoon toe te wijzen.

Als we dan toch besluiten om lokale zaken via het internet te regelen, laten we dan domeinen afbakenen, op een intranet, die behoren bij de betreffende woonomgeving.

         Terug naar existentiële behoefte en zelfverwerkelijking

           IJdele poging?
In een ‘wederkerige woonomgeving’ is de individualiteit in verband is gebracht met ‘anderen’, met de gemeenschap. IJdele pogingen om eigen individualiteit te bekrachtigen door zelf de rol van ‘anderen’ te vertolken zijn overbodig geworden.

           Gemankeerde poging?
In een woonomgeving waar men anderen treft zijn reclameboodschappen misschien minder belangrijk. Hier kan men op basis van authentieke ervaringen nieuwe mogelijkheden ontdekken en nieuwe wensen formuleren die deze omgeving betreffen of voorzieningen die zich daarin bevinden. Om vervolgens de dialoog aangaan met makers, een dialoog waarin wenselijkheid en mogelijheden met elkaar geconfronteerd worden. Op dat moment is er geen sprake meer van een gemankeerde poging, maar van een kans om nieuwe ideeën op te doen of te ontwikkelen: creatieve oplossingen die misschien nog meer recht doen aan de authentieke wensen van de betrokkenen. Op deze manier kunnen bewoners hun situatie ontwikkelen, individueel of als groep, een proces van zelfverwerkelijking, niet alleen voor de gebruikers, maar mogelijk ook voor de makers.

           Lege poging?
Mogelijk ligt nog de leegte op de loer, als gevolg van de postmodernistische notie dat alle gepresenteerde en ontwikkelde wensen betrekkelijk zijn, en op vele manieren kunnen worden geïnterpreteerd. Maar dankzij het herstelde contact met ‘anderen’ en het toegenomen gevoel voor wat men als individu betekent zal men dit hopelijk gemakkelijk kunnen relativeren.

           Lege portemonnee?

Wat de initiatieven in de bedoelde ‘wederkerige woonomgevingen’ op gang bracht, de armoede, is vaak nog steeds een probleem, maar in mindere mate dankzij de door de bewoners genomen initiatieven, zoals, om er nog een paar te noemen, weggeefwinkels, voedselbanken, of bijvoorbeeld een kledingbibliotheek.

Daar komt bij dat de vele onderlinge contacten, die meekomen aan de genomen initiatieven,  zorgen dat er een sociaal netwerk ontstaat, ook wel sociaal kapitaal genoemd, dat de kansen vergroot dat men, ergens in het netwerk, passend werk vindt.  11)

         Een reeks van schaalniveaus

De wederkerigheid tussen ‘het individu’ en ‘anderen’ is in dit essay nog slechts schetsmatig aangegeven. Essentieel hierbij is een omgeving waar men elkaar kan ontmoeten, maar dat is niet alles. Aantallen zijn hier belangrijk.
Temidden van honderden anderen blijft men anoniem. Om als individu te worden herkend is een beperkte menselijke context wenselijk. Maar een dergelijke context moet ook weer niet te klein zijn. Misschien is een gezin aan de kleine kant en een tweepersoons huishouden eigenlijk te klein, in een wat grotere groep kan men als individu misschien meer tot z’n recht komen. Zo is het denkbaar dat gezinnen en tweepersoonshuishoudens, samen met alleenstaanden worden opgenomen in een groep van 8 tot 12 personen. Hierbij kan men denken aan een portiek, een galerij, een ‘cul de sac’, een woongroep of een hofje.
Een dergelijke groep zal opnieuw een context nodig hebben, waarin deze tot z’n recht kan komen, en die daarom ook weer niet te groot of te klein moet zijn. We kunnen hier denken aan een straat. Dit niveau kan weer opgenomen worden in een buurt, die weer kan worden opgenomen in een wijk. Zo voortredenerend kunnen we ons een reeks van sociale schaalniveaus voorstellen, waarin de betekenis van elk niveau wordt verduidelijkt door de context van een hoger niveau. 12)
De genoemde schaalniveaus zijn niet bedoeld letterlijk te nemen, zij geven een principe aan. Essentieel is echter dat de opeenvolgende sociale niveaus ruimtelijk herkenbaar zijn en uitgerust met gedeelde voorzieningen die het sociale karakter ervan kunnen ondersteunen.

Verliezen we nu geen grip op voorzieningen als deze zich bevinden op de hogere schaalniveaus? Hoe zal bijvoorbeeld het overleg tussen makers en gebruikers vorm kunnen krijgen op stedelijk niveau? Hoe kan ‘iedereen’ hier meepraten en meebeslissen?
We zullen hier moeten werken met vertegenwoordigingen, dat is geen nieuws. Maar toch valt hier meer over tezeggen. We kunnen overal zien dat gekozen vertegenwoordigers niet altijd hun achterban vertegenwoordigen. Daarom gaan er stemmen op om te werken met burgervertegenwoordigingen die door loting zijn bepaald. 13) Een idee dat al langer bestaat, dat onlangs weer onder de aandacht is gebracht door David van Reybrouck. 14)

Dit kan een werkwijze zijn voor algemene, lees: politieke, besluitvorming op hogere niveaus. Als het om het produceren van goederen gaat, en we denken aan vertegenwoordigers, dan kunnen we denken aan klankbordgroepen die commentaar leveren op voorstellen van producenten om bepaalde producten, diensten of belevenissen aan te bieden. Ook deze zouden door loting kunnen worden samengesteld.

Dan is er nog een manier om de productie op de hogere niveaus af te stemmen op de wensen van gebruikers: het produceren van halfproducten. Deze kunnen vervolgens op lagere niveaus, bijvoorbeeld in buurtwerkplaatsen, worden afgemaakt op basis van de wensen van de direct betrokkenen op dat niveau. We kennen dit principe uit de voedselindustrie, maar het is en kan worden toegepast op andere gebieden.
Zo kunnen carrosseriebouwers speciale carosserieën ontwerpen, op bestelling van de klant, op basis van een chassis dat als half product is geproduceerd door een fabriek op een hoger schaalniveau. 15) Op deze manier zou een buurt samen met een plaatselijke carrosseriebouwer een eigen serie dienstvoertuigen ontwikkelen.

De relatie tussen gebruikers en makers op de hogere niveaus is een onderwerp waar we mogelijk veel kunen leren van bestaande initiatieven, van coöperatieven, landstrusts en commons. Nader onderzoek is hier gewenst!

        Een wederkerige omgeving, zinvoller, niet makkelijker

Door het vestigen en uitbouwen van een ‘wederkerige omgeving’ kunnen we de problemen van het verabsoluteerde individualisme achter ons laten en een zinvol bestaan opbouwen waarin we onze eigen omgeving kunnen ontwikkelen en onszelf verwerkelijken. Daarvoor hoeven de we de machtige mondiale bedrijven niet te bewegen om hun leven te beteren. Dat is niet nodig als we het individu een ‘wederkerige omgeving’ willen geven, een sociale en ruimtelijke context waarin het tot zijn recht kan komen en waarin authentieke ervaringen kunnen worden ingezet als basis voor overleg en ontwikkeling.
Op deze manier, door de samenleving op te bouwen van onderop, maken we het neoliberale business model irrelavant.
Waar we wel op voorbereid moeten zijn is dat de bedrijven die dit model belichamen zich op alle mogelijke manieren zullen verzetten tegen het verlies van hun bevoorrechte positie.

We kunnen het beter doen, en het wordt inmiddels zelfs gevaarlijk daar langer mee te wachten. Het huidige neoliberalisme ondermijnt ons, vergroot het verschil tussen arm en rijk en woont bovendien de aarde uit door de veronderstelde noodzaak tot ‘oneidige’ groei. Van de geschiedenis kunnen we niet alleen leren dat het grondig mis kan gaan, maar ook dat het beter kan gaan, maar daarmee is niet gezegd dat beter ook gemakkelijker zal zijn.

1) Interview in ‘Woman’s Own’ in 1987
https://newlearningonline.com/new-learning/chapter-4/margaret-thatcher-theres-no-such-thing-as-society
2) Koreaans-Duitse filosoof Byung-Chul-Han https://www.filosofie.nl/Byung-Chul-Han.html
3)  Guy Debord ‘De spektakelmaatschappij’ 1967  https://nl.wikipedia.org/wiki/De_spektakelmaatschappij
4) Pine and Gilmore: ‘De beleveniseconomie’ 2000
5) Alan Sokal en Jean Brickmont: ‘Intellectueel bedrog’  https://nl.wikipedia.org/wiki/Sokal-affaire
6) Krabbendam ‘Betrokkenheid’ pag. 75-76
7) Oxfam zie:  https://www.oxfamnovib.nl/blogs/dilemmas-en-oplossingen/waarom-ongelijkheid-wereldwijd-groeit
8) https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/5239647/bodegraven-complotdenkers-gemeente-qanon-theorie-satanistisch
9) ‘Reclaiming Public Services, how cities and citizens are turning back privitization’, redactie: Satoko Kishimoto en Olivier Petitjean. 2017
10) Taddheus Janssen ‘De warme stad’. 2002
11) Talja Blokland ‘Ontmoeten doet ertoe’ Vestia 2008
12)  Gaston Bardet schreef hierover in ‘Mission de l’urbanisme’ 1946. Ook de leden van ‘Team X’ (CIAM 1959) en de redactie van het architectuurblad ‘Forum’ droegen dit idee uit, met name architect Aldo van Eyck.
13) Joseph M. Bessette ‘Deliberative Democracy: The Majority Principle in Republican Government’ 1981
14) Zie ook Rutger Bregman ‘In meer dan-1500 steden vindt nu een democratische revolutie plaats’: https://decorrespondent.nl/3983/in-meer-dan-1-500-steden-vindt-nu-een-democratische-revolutie-plaats/153126435-3437f146
15) https://www.vacatures.nl/functie/carrosseriebouwer/

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *