Disclaimer: dit essay is geschreven vanuit een existentialistisch perspectief
Neoliberalisme
In de loop van de tachtiger Jaren werd de maatschappij in de westerse wereld steeds individualistischer. Sociale voorzieningen werden afgeslankt en overheden ‘traden terug’. Het idee was dat als de overheden hun coordinerende rol overlieten aan de ‘vrije markt’, dan zou men minder last hebben van bureaucratie en dan zou ieder het zijne krijgen.
De Engelse Prime Minister Margaret Thatcher bracht dit idee in 1987 als volgt onder woorden:
I think we have gone through a period when too many children and people have been given to understand ‘I have a problem, it is the Government’s job to cope with it!’ or ‘I have a problem, I will go and get a grant to cope with it!’ ‘I am homeless, the Government must house me!’ and so they are casting their problems on society and who is society? There is no such thing! There are individual men and women and there are families and no government can do anything except through people and people look to themselves first. 1)
Zij was niet de enige die de rol van de overheid wilde beperken. Ronald Reagan verkondigde in de Verenigde Staten een boodschap van gelijke strekking: de problemen waar het land mee worstelde zouden niet door de overheid kunnen worden opgelost, de overheid was zelf het probleem. Het was de ‘vrije markt’ die, ongestoord door de overheid, haar werk zou moeten kunnen doen, dan zou alles terecht komen. Hij schetste de overheid als het probleem, en dit deden meer regeringsleiders in Europa, onder wie onze premier Ruud Lubbers. En zo nam de invloed van regeringen in de westerse wereld meer en meer af, maar daarmee ook de betekenis en bescherming van sociale wetgeving en sociale voorzieningen.
Dit terwijl de invloed van de ‘vrije markt’, dat wil zeggen het bedrijfsleven, steeds meer toenam, waarbij de nadruk meer en meer kwam te liggen op het individu. Een benadering van de maatschappij die ook wel het ‘neoliberalisme’ wordt genoemd.
De nadruk op het individu
Als werknemer
Voor werknemers in winkels, kantoren en bedrijven zou de sfeer veranderen. Het idee dat men samenwerkt, en desnoods samen in verzet kan komen tegen een te zware taak of te lage beloning, verdween en werd vervangen door het idee dat je het als individu moest zien te maken. Het devies was ‘je kunt het’. Veelgehoord was ook ‘succes is een keuze’. Waardoor werknemers zichzelf verantwoordelijk gingen voelen voor hun positie terwijl ze misschien schaamteloos werden uitgebuit. Maar naar de rol van de werkgever werd niet meer gekeken, het was de werknemer die beter z’n best moest doen. Solidariteit en opkomen voor je rechten was iets uit een voorbije tijd. 2)
Tekenend voor deze situatie was ook het scheldwoord ‘loser’. Presteren werd de norm.
In sommige bedrijven ontstond ook een cultuur van onderlinge concurrentie. Collega’s werden ‘concollega’s’. Door werknemers met elkaar te laten concurreren zouden zij harder gaan werken en minder eisen stellen. Wat niet alleen tot onzekerheid leidde, maar ook tot onderling wantrouwen.
Daarbij voerden sommige werkgevers de onzekerheid op door geen vaste contracten meer aan te bieden en door activiteiten te outsourcen en over te laten aan ZZP-ers, die helemaal in onzekerheid leven, als de loswerkmannen in de negentiende eeuw, de tijd van voor de sociale wetgeving.
Als bewoner
In de zestiger en zeventiger jaren was het idee ontstaan dat de privacy van de woning wel eens een negatief effect kon hebben, te veel voor isolement zorgde, en dat men ook buiten de eigen woning kon wonen, met anderen. In de stedenbouw werden woonerven gebouwd waar kinderen van verschillende huishoudens met elkaar konden spelen en waar ook ouders en andere bewoners van de straat elkaar konden ontmoeten.
Maar in de tijd dat de politiek van Thatcher en Reagan werd doorgevoerd kwam de privacy van de woning weer in hoger aanzien. Het ontwerpen van woonerven werd verlaten en er werden weer anonieme woningblokken en lange straten ontworpen. Het ‘grid’ werd herontdekt met straten of wegen die van horizon tot horizon konden lopen.
Nu konden bewoners natuurlijk nog steeds in contact komen met ‘anderen’, maar dat was dan meer op het schaalniveau van de stad, in café’s, restaurants, op terrassen of in het park.
Hoe belangrijk deze contacten misschien ook kunnen zijn, zij waren ver van huis, op een schaalniveau waar men als individu niet meer echt tot z’n recht komt. En zo bleef men toch geïsoleerd in de privacy van de individuele woning, dit in overeenstemming met het idee dat alleen het individu telt, en, zoals Thatcher er nog aan toevoegde, het gezin. We staan er alleen voor en ‘my home is my castle’.
Als klant
In winkels leek de eenzaamheid die het individualisme met zich meebrengt even te zijn opgelost als winkelpersoneel het devies ‘de klant is koning’ wilde laten gelden. Totdat het besef doordrong dat dit misleidend was, eigenlijk een reclametekst, want ging het bedrijven niet in de eerste plaats om de winst, om te groeien en te overleven in een onderlinge concurrentiestrijd?
In de neoliberale economie zijn bedrijven door onderlinge concurreren genoodzaakt om hun positie te versterken, wat betekent: om te groeien. Daarom wordt de consument onderworpen aan een voortdurende stroom van reclames, waarin wordt getoond hoe de aangeboden producten, of belevenissen kunnen bijdragen aan een vrolijk en gelukkig leven. Hier komen we in de buurt van wat Guy Debord de ‘spectakelmaatschappij’ noemde: een maatschappij waarin mensen zich spiegelen aan het gelukkige leven dat ze wordt voorgespeeld in reclames. 3)
Later volgde de zogenaamde ‘belevingseconomie’, waarin consumenten interssante, spannende, leuke of unieke belevenissen aangeboden kregen. 4)
Maar de voorbeelden die reclames ons bieden en de aangeboden belevenissen kunnen als ‘implantaten’ gaan werken die onze eigen authentieke ervaringen in de schaduw stellen, of de pas afsnijden, en daarmee ook de wensen en verlangens die hier aan meekomen.
Door de nadruk die winkels en dienstverleners leggen op wat zij het individu te bieden hebben kan ook het besef ondergesneeuwd raken dat we met anderen iets zouden kunnen delen. Misschien een speelplekje, een picknick plaats, of een andere voorziening in de buurt, die de aanleiding kan vormen om ervaringen uit te wisselen met medebewoners en misschien om ideeën te opperen voor verbeteringen in die omgeving.
Menselijke context lost op
Op het werk
Voor werknemers is het de gewoonte geworden om eens in de paar jaar van baan te veranderen. Dit kan zorgen, niet alleen voor een verrijking van de ervaring, maar ook voor oppervlakkigheid. Zo kan een bedrijf wel eens gaan lijken op een ‘kruiwagen met kikkers die in en uitspringen’.
Nu veel werknemenrs thuis werken, een gewoonte die ontstaan is in de coronapandemie, kan de samenhang van de menselijke context op het werk nog een verder afnemen.
In de woonomgeving
Doordat we massaal aan het werk zijn, mannen en vrouwen, terwijl de kinderen op school zijn, of in de naschoolse opvang, blijft er steeds minder tijd over om te wonen. Waardoor er ook minder gelegenheid is om in de woonomgeving contacten met buren of buurtgenoten te onderhouden.
Eenmaal thuis, ’s avonds na werktijd, zijn we misschien samen met de leden van ons huishouden, maar ten opzichte van de buitenwereld blijven we geisoleerd. Nu kunnen we wel contact maken met anderen, door middel van moderne communicatiemiddelen, de sociale media, waar we, om onze gevoelens over te brengen, gebruik maken van emoticons, en van selfies om onszelf te presenteren. We denken misschien dat onze menselijke context niet echt verloren is gegaan, en dat het bereik zelfs groter is geworden, maar het virtuele karakter van deze contacten doet wel afbreuk aan de waarde ervan…
In winkels en bij dienstverlening
Winkelen is voor een deel veranderd. Door dat we goederen ‘online’ kunnen bestellen is het contact met verkopers minder belangrijk geworden. We ontmoeten geen werknemers meer, die misschien overdreven beleefd zijn om ons ‘koningen’ te laten zijn, maar die niettemin toch mensen zijn. Rest ons alleen nog het vluchtige contact met haastige bezorgers, maar er zijn al plannen om deze te vervangen door drones..
Ook bij dienstverlening verdwijnt de menselijke context. Bij het openbaar vervoer zijn we er al aan gewend: er is niemand meer die je een kaartje verkoopt.
Maar het gaat verder. Zo is het station in Grupont, een klein stadje in de Ardennen, dichtgetimmerd en vervangen door een bushokje, een kaartjes automaat en een luidspreker aan een lantarenpaal. Nu zal het reizigersaantal wel zijn afgenomen, waardoor het operationeel houden van een echt station niet meer rendabel was, maar toch is deze ontwikkeling tekenend voor wat we ‘vooruitgang’ noemen: rendement verhogen door ontmanteling en automatisering.
Station Grupont in de Ardennen. Oorspronkelijk een volledig station, met ontvangsthal, loketten voor kaartjes en een restauratie, compleet met stationschef, lokettisten en horecapersoneel
—
Nu gereduceerd tot een bushokje met een kaartjesautomaat en een speaker aan een lantarenpaal, waarbij ook de automaat dreigt te vervallen: kaartjes zijn ook te bestellen met een app.
Bij de bezinepomp zijn we er al aan gewend: zelf tanken en betalen met een betaalpas, in supermarkten kun je zelf je boodschappen scannen en op het vliegveld kun je, ook zonder menselijke tussenkomts, inchecken, bij een automaat. Op een terrras kunnen we nu bestellen dmv een QR code, geen menselijke bediening meer die de bestelling komt opnemen en eventuele vragen kan beantwoorden of een toelichting geven. En in menig verzorgingshuis staan robotjes te trappelen om de verzorging op zich te nemen.
Ook de concrete zichtbaarheid van andere dienstverlenende bedrijven neemt af. Zo zijn banken al massaal het internet opgegaan. Vestigingen zijn opgeheven, en als er iets mis is, als je een vraag hebt, en je vindt een telefoonnummer, wat vaak al moeilijk is, en je belt, dan moet je je nog door een keuzemenu heen werken, totdat je uiteindelijk bij een persoon uitkomt. Die misschien thuis werkt. Of in India.
Soms moeten we zelfs inspreken om een robot te helpen ons met de juiste afdeling door te verbinden. Niet zelden word je, meteen al doorverwezen naar de website.
Zorgwekkende situatie
Nu kunnen we niet zeggen dat onze menselijke context geheel ontbreekt. We hebben nog steeds familieleden, collega’s, vrienden, buren en kennissen die we graag zien en misschien zijn er zelfs winkels, een garage of een ander bedrijf waar we graag komen, vanwege degenen die daar werken, maar onze context is zeker ook aangetast.
Kwalitatief door wantrouwen jegens collega’s die tevens concurrenten zijn, jegens winkeliers die een schijnvertoning van ‘de klant is koning’ opvoeren, waarbij reclames en aangeboden belevenissen de eigen authentieke ervaring kunnen overschaduwen, ook waar deze een gedeelde omgeving of gedeelde voorzieningen betreft. Immers, reclames en belevenissen zijn gewoonlijk bedoeld voor het indicvidu of het individuiele gezin.
Kwantitatief is de context aangetast doordat ‘anderen’ langzamerhand verdwijnen uit de context om te worden vervangen door automaten of door geautomatiseerde internet sites. En in de directe woonomgeving verdwijnen de plekken waar men buren kan ontmoeten, waardoor de woning nu vooral is geplaatst in de stad, in een context die voor het individu veel te groot is om daarin tot z’n recht te komen. Ook als men op grond van de eigen authentieke ervaring, en die van ‘anderen’, iets aan deze context zou willen veranderen of verbeteren.
Dit geldt nog sterker voor het decor dat gevormd wordt door de bedrijven op internet, een context op een mondiale schaal, waar men als individu verwaarloosbaar klein is. Wie hier enige invloed zou willen uitoefenen, staat machteloos.
Existentiele behoeften en zelfverwerkelijking
IJdele poging
Bovenbeschreven omstandigheden maken ons onzeker en machteloos. Onze individuele identiteit hangt samen met onze menselijke context en die is op verschillende manieren aangetast. Zo is een onmenselijke situatie ontstaan, en wel in existentiële zin, want om als individu te kunnen bestaan zijn we aangewezen op ‘anderen’, op een menselijke context.
Omwille van onze individuele identiteit kunnen we ons laten verleiden zelf de rol van ‘anderen’ op ons te nemen, en ons aan onszelf te spiegelen. Geen ijdelheid maar wel een ijdele poging, puur uit nood geboren.
Om deze poging te ondersteunen maakt men ook wel gebruik de sociale media waar men ‘selfies’ post om anderen het, niet zelden een positieve zin bijgestelde, zelfbeeld te presenteren, in de hoop dat dit bevestigd wordt door vele ‘likes’. Zo spelen ‘anderen’ nog wel een rol, maar binnen de grenzen die zijn uitgestippeld door het op zichzelf reflecterende individu. Zo vormen de sociale media niet alleen een context van ‘slechts’ afbeeldingen, maar ook een bedrieglijke context.
Gemankeerde poging
Een andere existentiële behoefte is ‘zelfverwerkelijking’. Als we op grond van onze authentieke ervaringen ingrijpen in onze situatie, om deze te verbeteren en te ontwikkelen, verwerkelijken we onszelf als bewuste menselijke wezens. Maar mogelijk blijft het bij gemankeerde pogingen, omdat onze authentieke ervaringen in de schaduw worden gesteld door de voortdurende stroom van reclames waar we aan bloot worden gesteld, voor producten, diensten en voor de avonturen van de beleveniseconomie.
Lege poging
In de zestigen jaren beriepen studenten op de universiteiten zich vaak op het existentialisme, de filosofie waarin de hierboven genoemde authenticiteit, ontwikkeling van de situatie en zelfverwerlijking centraal staan. De mens is hiertoe in staat omdat hij een zekere afstand heeft tot zijn omgeving, er niet in opgaat en daarom kan worden opgevat als ‘vrijheid’.
Op grond hiervan kan gezegd worden dat het miskennen van ‘anderen’ als ‘vrijheid’ en het beperken van de mogelijkheid van mensen tot zelfverwerkelijking, door uitbuiting, manipulatie of discriminatie, onmenselijk is en voorkomen moet worden.
Dit uitgangspunt loste op in de filosofie van het postmodernisme die in de periode na de zestiger jaren aan de universiteiten gedoceerd werd. In deze stroming kan elk standpunt, elke tekst, elke ervaring gerelativeerd worden. Het idee is dat er altijd nieuwe, andere betekenissen te ontdekken zijn, niet alleen in onze opvattingen, maar ook in wat we ervaren.
Zeker interessant, maar door het absolutisme van deze opvatting kon elke ervaring worden gerelativeerd tot ‘ook een mening’. Zelfs wetenschappelijke bevindingen. 5)
In de negentiger jaren was er een filosoof, Jean Baudrillard, die zo ver ging dat hij beweerde dat de maatschappij op Disneyland begon te lijken, een wereld van louter beelden, waarin niets nog werkelijkheidswaarde had. Hij refereerde hierbij aan reclames waarin serieuze zaken uit het nieuws werden gebruikt in reclamecampagnes.
The New World Order is in a Disney mode. But Disney is not alone in this mode of cannibalistic attraction. We saw Benetton with his commercial campaigns, trying to recuperate the human drama of the news (AIDS, Bosnia, poverty, apartheid) by transfusing reality into a New Mediatic Figuration (…). The virtual takes over the real as it appears, and replicates it without any modification in a pret-a-porter fashion.
Volgens Baudrillard was deze ontwikkeling onomkeerbaar. We zouden uiteindelijk terecht komen in een wereld waar niets meer echt betekenis had. In wat hij de ‘hyperrealiteit’ noemde, waar ons niets anders rest dan de leegte. 6)
Nu is het natuurlijk de vraag in hoeverre wij meegaan in het idee dat de wereld slechts uit vluchtige beelden en denkbeelden bestaat, maar ook als we dat niet doen, dan missen we toch iets: steun uit de filosofie, voor onze vrijheid, ontwikkeling en zelfverwerkelijking.
Lege portemonnee
Intussen heeft het neoliberalisme gezorgd voor een forse toename van het aantal mensen dat onder de armoedegrens leeft en een steeds groter wordende groep daklozen. 7) Een zorgwekkende situatie die hun vrijheid en de mogelijkheden voor ontwikkeling en zelfrealisatie beperken.
Korte lontjes
Zo leven we geïsoleerd, in de werksituatie, in de woonomgeving en in de commerciele wereld van winkels en diensten. In een grootschalige en onaantastbare wereld. Een wereld die mogelijk slechts uit beelden bestaat. Wie zou zich niet onzeker voelen in een dergelijke situatie? En machteloos?
Daarbij worden we voortdurend van de wijs gebracht door een nimmer aflatende stroom van reclames die de behoefte aan producten, diensten en belevenissen proberen te kweken. Waardoor de eigen authentieke betrokkenheid op z’n minst ondergewaardeerd wordt, zo niet ondergraven.
Tel daarbij op dat veel mensen beschikken over onvoldoende middelen van bestaan… en zich mogelijk achtergesteld voelen. Hoe onzeker kun je je dan voelen, als individu? Bestaat er nog een slechtere basis voor het besef van vrijheid, voor het idee dat je je situatie kunt ontwikkelen en zo jezelf verwerkelijken?
Tegelijkertijd wordt er in de neoliberalie maatschappij een beroep gedaan op het initiatief en de ondernemingszin van het individu. Maar wie is daar nog toe uitgerust? Hoe kunnen we, gezien onze zwakke individuele identiteit, nog zelfbewust en op een weloverwogen manier opkomen voor onszelf? En evenwichtig en zelfverzekerd onderhandelen op de ‘vrije markt’?
Het hoeft ons niet te verbazen dat wij allen ‘touchy’ zijn geworden. Niet in staat om de eigen belangen goed te onderkennen en deze redelijk te behartigen. Als we al iets willen, we kunnen het nauwelijks verdedigen. En dan reageren we even geagiteerd als we onzeker, leeg en wanhopig zijn. Met een kort lontje.
Sociale media laten ook zien hoe wanhopig we zijn. Op onze smartphone kunnen we een zwerm scheldende en vloekende figuurtjes ontwaren, wild gesticulerend portretjes die vanachter hun raampje machteloos schreeuwen tegen een buitenwereld waarin zij zich verloren voelen.
Komplottheorieën
Wat zou er aan de hand kunnen zijn, hoe heeft onze onzekere wereld kunnen zijn ontstaan? Een wereld van ijdele en gemankeerde pogingen, leegte en vaak ook nog armoede? Dat is toch niet ‘zomaar’ gebeurd! Als mensen zijn we toch verantwoordelijk voor wat we doen, dus ook voor de wereld zoals we die hebben vormgegeven. Als je in een contemplatieve bui naar de skyline van een stad kijkt, dan weet je: dat is allemaal door menselijk inventiviteit en door menselijk ingrijpen ontstaan! Alles wat je ziet… was er eerst niet!
En als er iets mis is, hebben we dat aan onszelf te danken. Dus de vraag is nu wie er verantwoordelijk zijn voor wat er mis ging? Niemand zo lijkt het. De neoliberale ‘vrije markt’ economie schijnt zich te ontwikkelen als een natuurverschijnsel. Compleet met de nadruk op het individu, de commercials en de automatisering. Maar is het niet verdacht dat er intussen een onmetelijk rijke elite is ontstaan, in het bezit van jachten, landhuizen, en privévliegtuigen? En dat zij verblijven op plaatsen waar gewone mensen niet komen. Hoe hebben zij dit bereikt? Voeren zij iets in hun schild?
Politici hoor je hier niet over…waarschijnlijk horen zij erbij, en opereren ze van achter de schermen, zonder de controle van een democratisxch gekozen parlement.
Zouden de media kunnen hier geen onderzoek naar kunnen doen? Maar de eigenaren van de media, en de adverteerders, zijn weer dezelfden van de jachten, landhuizen en privévliegtuigen. Zij zullen niet toestaan dat ze ‘exposed’ worden.
De wetenschap dan? Kunnen zij geen onderzoek doen naar de situatie? Ook hier spelen grote bedrijven weer een rol. Zij sponseren universiteiten en mogen hoogleraren leveren uit eigen kring. En was wetenschap eigenlijk niet ook gewoon een mening?
Het gevoel dat we onszelf niet meer kunnen zijn, dat anderen over onze hoofden bepalen wat er gebeurt, gaat dus hand in hand met het idee dat we daar geen openheid over kunnen verwachten. Een ideaal klimaat voor een komplottheorie. En waarom niet! Het is niet bij voorbaar uit te sluiten, die bestaan nu eenmaal en er zijn toch een aantal heel verdachte omstandigheden. Maar als je geen vertrouwen hebt in de media of in wetenschappelijk onderzoek, hoe kan je dan bepalen of er inderdaad sprake is van een komplot… dan moet je op je gevoel afgaan, op wat je aannemelijk lijkt… Een paar opties.
De overheid
Tijdens de Covid pandemie werd wel gedacht dat de overheid haar ware gezicht liet zien. Als de machthebber die ons wil belemmeren in onze vrijheid. We moesten afstand houden, mondkapjes dragen en ons in laten enten.
Eerder al dachten komplotdenkers dat de overheid door inentingen nanorobotjes wilde inspuiten. Een idee dat door de nadruk op vaccineren in de pandemie weer opkwam. Het doel was klassiek: het volk eronder houden… deze overheden zouden immers niet de eersten zijn in de geschiedenis die daarnaar streven: de bevolking eronder houden! En hoe kun je dat beter doen dan in het geniep.
Bedrijfsleven
Ook het bedrijfsleven speelt een rol in het komplotdenken. Om nog even bij de Covid pandemie te blijven: ‘Big Pharma’ zou de pandemie hebben veroorzaakt. Zij zouden erop uit zijn geweest de winst te vergroten door een virus te verspreiden en een vaccin te ontwikklen dat wereldwijd gekocht moest worden. Bestaande medicijnen die tegen het virus zouden helpen, hadden ze verboden en artsen mochten die niet voorschrijven.
Dat Big Pharma heel ver gaat om de winst te vergroten, dat is duidelijk. Daar zijn schanddalige voorbeelden van. Misschien moeten we niet verbaasd zijn dat sommigen veronderstellen dat zij hier zo ver zouden gaan!
Satan
Soms worden de verdenkingen wel erg fantastisch. Zo zou de wereld volgens sommige komplotdenkers geregeerd worden door een satanisch pedofielen netwerk, waarin de duivel wordt aanbeden, rituele kindermoorden worden gepleegd en het bloed van de kinderen wordt gedronken. 8)
Misschien is deze theorie nog uit te leggen als een metafoor, die bedoeld is om tot uitdrukking te brengen dat machthebbers, slechterikken, de levenskracht van onschuldigen misbruiken… lang niet slecht, maar een metafoor is niet aan iedereen besteed.
Fuik effect
Sociale media spelen een grote rol in de communicatie is er sprake van een fuikeffect. Adverteerders willen dat lezers zo lang mogelijk gebonden blijven aan het internet door hen artikelen aan te bieden waarin zij blijken interesse te hebben. Dit met het doel zo veel mogelijk commecials onder hun aandacht te brengen. Hiervoor worden algoritmes ingezet die ontworpen zijn om lezers ‘meer van hetzelfde’ aan te bieden. Lezers zwemmen hierdoor in een ‘fuik’ waarin zij inderdaad meer van hetzelfde tegenkomen, zonder dat zij kunnen zien dat hun ‘omgeving’ gemanipuleerd is. Hierdoor kunnen zij het idee krijgen dat hun theortie aannemelijk is omdat zij in brede kring bevestigd lijkt te worden.
Het zwakke punt van komplotdenken
Komplottheorieën zouden we als onderzoeksvoorstellen kunnen opvatten, maar dan zouden we wel moeten vertrouwen op de competentie van bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek of onderzoeksjournalistiek. Stel dat zij in een aantal gevallen inderdaad tot de conclusie komen dat er achter de schermen gemanipuleerd is, of omgekocht, en dat we een aantal schuldigen kunnen aanwijzen. Deze laatstenzullen bij hoog en bij laag beweren dat zij handelden in goed vertrouwen, maar misschien zal een aantal toch reputatieschade oplopen en mogelijk gaan er, na een proces van jaren, een paar malafide actoren de gevangenis in… Maar hier wordt de zwakte van het komplotdenken zichtbaar, zelfs als je komplottherieën zou opvatten als onderzoeksvoorstellen. Want misschien zou de veronderstelling dat het om een komplot gaat bevestigd kunnen worden, maar wordt de samenleving daar ook maar een haar beter van? In het gunstigste geval zullen de partijen die schuldig zijn bevonden plechtig beloven en dat zij zich voortaan aan de wet zullen houden, maar dat zal de maatschappij er niet van weerhouden volgens de neolibrale aanpak te functioneren, met de nadruk op het individu, minimale lonen, outsourcen, en het streven naar een mondiale schaal.
Wat nodig is, is een nieuwe aanpak, zo mogelijk ondersteund door een idee, een filosofie die de kern raakt van wat het betekent dat wij mensen zijn, een filosofie die ons laat zien dat we vrij zijn om onze omgeving en daarmee ook onszelf te ontwikkelen.
Hoe kunnen we ons dat voorstellen?
Makers en gebruikers
Kwetsbare buurten zijn als de kanarie in de kolenmijn. Hier wordt het eerste duidelijk dat de neoliberale economie van Thatcher en Reagan niet altijd brengt wat zij beloofden. Veel bewoners zijn hier, door lage lonen, verruimd ontslagbeleid, sluiting van bedrijven of door andere oorzaken, onder de armoedegrens beland. Zij ondervonden aan den lijve dat er iets mis was met de nadruk op het individu en met het ‘ieder voor zich’, en zo maakte men in een aantal ‘probleembuurten’ werk van het feit dat ‘het individu’ iets met ‘anderen’ te maken heeft. Ook letterlijk!
Zo nam men in veel buurten het initiatief om een eigen economie op te zetten, vaak ook met een eigen munteenheid die aantal gewerkte uren aangaf. Een voorbeeld: iemand uit de buurt kan iemands haar knippen in een half uur. Daarvoor ontvangt hij of zij ‘buurtgeld’, in de vorm van LETs (Local Economy Tokens), voor een half uur werk. Deze tokens kunnen vervolgens besteed worden aan bijvoorbeeld een appeltaart die in een half uur door een ander gebakken is. De bakker van deze taart kan het verdiende half uur weer besteden, bijvoorbeeld aan een half uur kinderoppas.
Veelal werkt men hier in werkgroepjes, om een buurtkrant uit te geven, te werken in een moestuin, of om activiteiten in het buurthuis te organiseren. In deze werkgroepjes werken de deelnemers samen aan het beoogde doel, hiertoe gemotiveerd door degenen voor wie zij het doen. Zo hoeven zij niet het idee te hebben dat zij er alleen voor staan, dat zij moeten zien te overleven en voorkomen dat zij als ‘loser’ zullen worden ontslagen. Daar zij samenwerken zullen zij zich ook niet geroepen hoeven te voelen om te concurreren met collega’s.
Op grond van het idee van samenwerking ligt het ook niet voor de hand dat er een onderklasse van ZZP-ers ontstaat die kunnen worden uitgebuit en vervolgens afgedankt.
Waarmee niet gezegd dat samenwerking altijd vlot verloopt, of dat men voortdurend gemotiveerd is, maar wel dat de basis ontbreekt voor structurele uitbuiting.
Het feit dat men samenwerkt in werkgroepjes om te produceren waar behoefte aan is, houdt in dat men als ‘makers’ en ‘gebruikers’ met elkaar in contact staan, dat men bijeenkomsten organiseert waar ‘makers’ en ‘gebruikers’ elkaar ontmoeten en waar bepaald wordt waar behoefte aan is en wat haalbaar is.
Een gelijkwaardige relatie, waarin de eersten niet aan de laatsten verdienen, maar waarin zij samenwerken. Wie iets komt kopen of ophalen in een lokaal groentewinkeltje of bij een weggeefwinkel, hoeft ook niet bang te zijn als ‘koning’ behandeld te worden door een verkoper die zijn klanten gunstig wil stemmen, omdat hij vooral aan de winst denkt. Door de verbondenheid tussen het winkeltje en de buurt is er geen reden om de positie te verbeteren door winst te maken en te groeien.
Door de verbondenheid van ‘makers’ en ‘gebruikers’ ligt het ook niet voor de hand dat winkeliers of aanbieders van producten, diensten of belevenissen, hun buurt- of wijkgenoten bestoken met reclame, waardoor deze laatsten hun eigen authentieke wensen en behoeften uit het oog dreigen te verliezen. Uitgangspunt is juist dat de makers en gebruikers overleggen over waar behoefte aan is. Waardoor zij misschien op nieuwe ideeën komen. Motiverend zowel voor de gebruikers als voor de makers! Het gaat hier om betrokkenheid en misschien zelfs om avontuur. Om de samenwerking te in goede banen te leiden hebben deze initiatieven vaak een juridische vorm, van een coöperatie of een Community Land Trust, waarin de invloed van alle betrokkenen is gewaarborgd. 9)
Zou hier nog sprake zijn van een doorloop van steeds nieuwe werknemers? Waardoor men het idee heeft te werken in een ‘kruiwagen met kikkers’ te werken. Dit ligt niet voor de hand voorzover de activiteiten die bewoners ontplooien zijn gebaseerd op een betrokkenheid op elkaar en op wat zij delen in de woonomgeving. Dit kan de werkplek een zekere stabiliteit geven.
Thuiswerk is vooral interessant als men ver van de werkplek woont. Wie werkt in de eigen buurt zal in pricipe dichtbij de werkplek wonen. Wat betekent dat werkplekken ruimtelijk herkenbaar blijven en niet oplossen in een netwerk van onzichtbare thuiswerkplekken.
Bij onbemande benzinepompen, het zelf scannen in de supermarkt, bij het inchecken op vliegvelden, en het bestellen van producten via internet, er zijn vele voorbeelden waar automatisering hand in hand gaat met het verdwijnen van de menselijke context. Nu kan automatisering ons verlossen van repetatieve werkzaamheden, en tijd vrij maken voor andere, meer zinvolle bezigheden, maar dat gaat niet automatisch goed… als we alleen aan de kosten denken kan ook een zinvolle menselijke aanwezigheid wordt weggeautomatiseerd. Zo kunnen we het als verlies rekenen als we bij kopen via internet de inbreng van gekwalificeerd winkelpersoneel moeten ontberen.
Omwille van het behoud van dergelijke gekwalificeerde mensen zouden we de rol van het internet kunnen minimaliseren. Zo zouden we, als we een bepaald onderwerp willen onderzoeken, kunnen pleiten voor het behoud van bibliotheken omdat daar mensen werken die ons ‘face to face’ wegwijs kunnen maken in de informatie die voorhanden is. Maar dit hoeft geen regel te zijn. Zoekfuncties op internet werken snel en maken de tijd vrij om dieper op zaken in te gaan, en ook voor overleg met de belanghebbenden. Zo kan een werkgroep van een ‘wederkerige omgeving’ internet gebruiken voor het verwerven van informatie die nodig is voor het 3D printen van voorwerpen die door bewoners gevraagd zijn en de tijd nemen om de reslutaten met hen te bespreken.
Toepassingen van automatisering en de hulp van internet zou dus getoets moeten worden op wat het betekent voor de concrete samenwerking tussen ‘makers’ en ‘gebruikers’.
Zo zou men bij alle voorzieningen kunnen nagaan inhoeverre internet en automatisering een rol kunnen spelen, en in hoeverre het wenselijk is om mensenwerk te handhaven.
Waarbij het aanbeveling verdient uit te gaan van concrete verkooppunten omdat hier contact mogelijk is tussen makers en gebruikers, en ook informeel contact tussen gebruikers onderling, twee vormen van wederkerigheid die levering van goederen via internet en een bezorgdienst mist.
Ook kan gekeken worden naar de zichtbaarheid van voorzieningen. Een lokaal uitzend- of bemiddelingsbureautje zou geheel onzichtbaar kunnen blijven als het opereert via een (lokaal) internet, waarbij de werknemers vanuit huis werken. Toch kan het de voorkeur verdienen dit bureau een herkenbare plaats te geven, met een balie waar men zich kan vervoegen. Daar kan de wederkerigheid tussen de baliemedewerker en de klant, als maker en gebruiker, vraag en aanbod op elkaar afstemmen. Een menselijke kracht die door het persoonlijke contact beter in staat is om degene die werk zoekt naar de juiste plek te wijzen en om degene die een dienst vraagt de juiste persoon toe te wijzen.
En voorzover we dan besluiten om lokale zaken via het internet te regelen, laten we dan domeinen afbakenen, op een intranet, die behoren bij de betreffende buurt of wijk. (of stadsdeel of…)
Het individu en anderen
Waar de wederkerigheid tussen ‘makers’ en ‘gebruikers’ eerder om een bepaalde organisatie vraagt, daar staat bij de wederkerigheid.tussen ‘het individu’ en ‘anderen’ een bepaalde ruimtelijke opzet voorop.
Stel iemand bevindt zich op een terrein temidden van honderden anderen. Hier zal men verloren dreigen te raken. Om als individu te worden herkend en erkend is een beperkte sociale context wenselijk. Maar een dergelijke context moet ook weer niet te klein zijn. Misschien is een gezin aan de kleine kant en een tweepersoons huishouden eigenlijk te klein. In een wat grotere groep kan men als individu misschien meer tot z’n recht komen. Zo is het denkbaar dat gezinnen en tweepersoonshuishoudens, samen met alleenstaanden worden opgenomen in een groep van 8 tot 10 personen. Hierbij kan men denken aan een portiek, een galerij, een ‘cul de sac’, een woongroep of een hofje.
Een dergelijke groep zal opnieuw een sociale context nodig hebben, waarin deze tot z’n recht kan komen, en die daarom ook weer niet te groot of te klein moet zijn. We kunnen hier denken aan een straat. Dit niveau kan weer opgenomen worden in een buurt, die weer kan worden opgenomen in een wijk. Zo voortredenerend kunnen we ons een reeks van sociale schaalniveaus voorstellen, waarin de betekenis van elk niveau wordt verduidelijkt door de context van een hoger niveau.10)
De genoemde schaalniveaus zijn niet bedoeld letterlijk te nemen, zij geven een principe aan. Essentieel is echter dat de opeenvolgende sociale niveaus ruimtelijk herkenbaar zijn en uitgerust met gedeelde voorzieningen die uitnodigen tot sociale contacten.
Kost dat niet veel tijd? Vaak zijn bewoners van (relatief) autonome buurten minder betrokken bij de ‘rat race’, en maken zij zich vrij om zich op hun woonomgeving te betrekken. Tijd in prioriteit! Wat ook kan inhouden dat zij werkzaamheden op zich nemen in of aan hun directe woonomgeving. Waardoor zij in de buurt aanwezig zijn, en een sociaal netwerk kunnen onderhouden. Iets dat de wederkerigheid tussen ‘het individu’ en ‘anderen’ kan versterken.
Door talloze zogenaamde ‘terloopse contacten’ maken zij hun buurt meer tot hun ‘thuis’, en uit onderzoek blijkt dat dit de omgeving ook veiliger maakt. 11)
Hogere schaalniveaus
Makers en gebruikers
Hoe zal het overleg tussen makers en gebruikers vorm kunnen krijgen op hogere schaalniveaus? Hoe kan ‘iedereen’ hier meepraten en meebeslissen?
Hier zullen we moeten werken met vertegenwoordigingen, dat is geen nieuws. Maar toch valt hier meer over te zeggen. We kunnen overal zien dat gekozen vertegenwoordigers niet altijd hun achterban vertegenwoordigen. Daarom gaan er stemmen op om te werken met burgervertegenwoordigingen die door loting zijn bepaald. Een idee dat al langer bestaat, dat onlangs weer onder de aandacht is gebracht door David van Reybrouck.12)
Dit kan een werkwijze zijn voor algemene, lees: politieke, besluitvorming op hogere niveaus. Als het om het produceren van goederen gaat, en we denken aan vertegenwoordigers, dan kunnen we denken aan klankbordgroepen die commentaar leveren op voorstellen van ‘makers’ om bepaalde producten, diensten of belevenissen aan te bieden. Ook deze zouden door loting kunnen worden samengesteld.
Dan is er nog een manier om de productie op de hogere niveaus af te stemmen op de wensen van gebruikers: het produceren van halfproducten. Deze kunnen vervolgens op lagere niveaus, bijvoorbeeld in buurtwerkplaatsen, worden afgemaakt op basis van de wensen van de direct betrokkenen op dat niveau. We kennen dit principe uit de voedselindustrie, waar halfproducten uit de winkel thuis worden verwerkt tot maaltijden. Een principe dat ook kan worden toegepast op andere gebieden.
Zo kunnen carrosseriebouwers speciale carosserieën ontwerpen, op bestelling van de klant, op basis van een chassis dat als half product is geproduceerd door een fabriek op een hoger schaalniveau.13) Op deze manier zou een buurt samen met een plaatselijke carrosseriebouwer een eigen serie dienstvoertuigen ontwikkelen.
De relatie tussen gebruikers en makers op de hogere niveaus is een onderwerp waar we mogelijk veel kunen leren van bestaande initiatieven, van coöperatieven, landstrusts en commons. Nader onderzoek is hier gewenst!
Het individu en anderen
Ook voor deze vorm van wederkerigheid kunnen hogere schaalniveau een probleem vormen. Hoe houden we contact waar we met velen geconfronteerd worden? Hier kunnen ‘openbare priveruimten’ een dienst bewijzen. Denk aan een bushalte. Een openbare ruimte met de schaal van een privéruimte. Hier kunnen passagiers die op de bus wachten een praatje maken. Door de schaal en ook door het gezamenlijke onderwerp van gesprek: de bus. Zo kan men ook andere kleinschalige ruimten in buurten en wijken bouwen die zich betrekken op een gespreksonderwerp. Eendjes voeren, een interessant uitzicht, een sportveldje, een ‘pumptrack’, een fontein of een onbegrijpelijk kunstwerk…
Terug naar existentiële behoeften en zelfverwerkelijking
IJdele poging?
In een ‘wederkerige woonomgeving’ is ‘individualiteit’ in verband is gebracht met ‘anderen’, met de gemeenschap. IJdele pogingen om eigen individualiteit te bekrachtigen door zelf de rol van ‘anderen’ te vertolken zijn overbodig geworden.
Gemankeerde poging?
In een woonomgeving waar men anderen treft zijn reclameboodschappen niet relevant. Hier kan men op basis van authentieke ervaringen (nieuwe) mogelijkheden ontdekken en (nieuwe) wensen formuleren die deze omgeving betreffen. Om vervolgens de dialoog aan te gaan met ‘makers’, een dialoog waarin wenselijkheid en mogelijkheden met elkaar geconfronteerd worden. Op dat moment is er geen sprake meer van een gemankeerde poging, maar van een kans om nieuwe ideeën op te doen of te ontwikkelen: creatieve oplossingen die misschien nog meer recht doen aan de authentieke wensen van de betrokkenen. Op deze manier kunnen bewoners hun situatie ontwikkelen, individueel of als groep, een proces van zelfverwerkelijking, niet alleen voor de gebruikers, maar ook voor de makers.
Lege poging?
Mogelijk ligt nog de leegte op de loer, als gevolg van de postmodernistische notie dat alle gepresenteerde en ontwikkelde wensen betrekkelijk zijn, en op vele manieren kunnen worden geïnterpreteerd. Maar dankzij het herstelde contact met ‘anderen’ en het toegenomen gevoel voor wat men als individu betekent zal men dit hopelijk gemakkelijk kunnen relativeren. Temeer daar men de eigen omgeving, in samenwerking met anderen, en met de nodige inspanning, vorm geeft. Zo kan er sprake zijn van betrokkenheid en als gevolg daarvan ‘eigenaarschap’.
Lege portemonnee?
Wat de initiatieven in de bedoelde ‘wederkerige woonomgevingen’ op gang bracht, de armoede, is vaak nog steeds een probleem, maar in mindere mate dankzij de door de bewoners genomen initiatieven, geleverde inspanningen en gerealiseerde voorzienigen. Om er nog een paar te noemen, voedselbanken, of bijvoorbeeld een kledingbibliotheek.
Daar komt bij dat de vele onderlinge contacten, die meekomen aan de genomen initiatieven, ervoor zorgen dat er een sociaal netwerk ontstaat, ook wel sociaal kapitaal genoemd, dat de kansen vergroot dat men, ergens in het netwerk, (of daarbuiten) passend werk vindt. 14)
Een wederkerige omgeving, zinvoller, niet makkelijker
Door het vestigen en uitbouwen van een ‘wederkerige omgeving’ kunnen we de problemen van het verabsoluteerde individualisme achter ons laten en een zinvol bestaan opbouwen waarin we onze eigen omgeving kunnen ontwikkelen en onszelf verwerkelijken. Daarvoor hoeven de we de machtige mondiale bedrijven niet te bewegen om hun leven te beteren. Dat is niet nodig als we een ‘wederkerige omgeving’ vormgeven, een sociale en ruimtelijke context waarin wij tot ons recht kunnen komen en waarin authentieke ervaringen kunnen worden ingezet als basis voor overleg en ontwikkeling.
Door de samenleving op deze manier te herstructureren, van onderop, maken we het neoliberale business model irrelavant.
Waar we op voorbereid moeten zijn is dat de bedrijven die dit model belichamen zich op alle mogelijke manieren zullen verzetten tegen het verlies van hun, in hun eigen ogen, bevoorrechte positie.
We kunnen het beter doen, en het wordt inmiddels zelfs gevaarlijk daar langer mee te wachten. Het huidige economische bestel ondermijnt ons, vergroot het verschil tussen arm en rijk, waarbij de aarde wordt uitgeput en verontreinigd door de veronderstelde noodzaak van ‘oneindige’ groei.
Van de geschiedenis kunnen we niet alleen leren dat het grondig mis kan gaan, maar ook dat het beter kan gaan. daarmee is echter niet gezegd dat beter ook gemakkelijker zal zijn. Maar we kunnen ons hier gesterkt voelen door het feit dat wereldwijd in zo’n 1500 buurten en wijken een democratische revolutie plaatsvindt. Waar mensen hun lot in eigen handen proberen te nemen.15)
1) Interview in ‘Woman’s Own’ in 1987
https://newlearningonline.com/new-learning/chapter-4/margaret-thatcher-theres-no-such-thing-as-society
2) Koreaans-Duitse filosoof Byung-Chul-Han https://www.filosofie.nl/Byung-Chul-Han.html
3) Guy Debord ‘De spektakelmaatschappij’ 1967 https://nl.wikipedia.org/wiki/De_spektakelmaatschappij
4) Pine and Gilmore: ‘De beleveniseconomie’ 2000
5) Alan Sokal en Jean Brickmont: ‘Intellectueel bedrog’ https://nl.wikipedia.org/wiki/Sokal-affaire
6) P. Krabbendam ‘Betrokkenheid, onderzoek naar instrumentele en situationele kwaliteiten in de gebouwde omgeving’ pag. 75-76 (PhD scriptie 2011)
7) Oxfam zie: https://www.oxfamnovib.nl/blogs/dilemmas-en-oplossingen/waarom-ongelijkheid-wereldwijd-groeit
8) RTL Nieuws: https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/5239647/bodegraven-complotdenkers-gemeente-qanon-theorie-satanistisch
9) ‘Reclaiming Public Services, how cities and citizens are turning back privitization’, redactie: Satoko Kishimoto en Olivier Petitjean. 2017
10) Gaston Bardet schreef hierover in ‘Mission de l’urbanisme’ 1946. Ook de leden van ‘Team X’ (CIAM 1959) en de redactie van het architectuurblad ‘Forum’ droegen dit idee uit, met name architect Aldo van Eyck.
11) Taddheus Janssen ‘De warme stad’. 2002.
12) Joseph M. Bessette ‘Deliberative Democracy: The Majority Principle in Republican Government’ 1981
13) Zie: https://www.vacatures.nl/functie/carrosseriebouwer/
14) Talja Blokland ‘Ontmoeten doet ertoe’ Vestia 2008
15) Zie ook Rutger Bregman ‘In meer dan-1500 steden vindt nu een democratische revolutie plaats’: Zie: De Correspondent. https://decorrespondent.nl/3983/in-meer-dan-1-500-steden-vindt-nu-een-democratische-revolutie-plaats/153126435-3437f146
Flip Krabbendam 2021/2025