Wie denken we wel dat we zijn…


 

Een essay* over ‘Seinsvergessenheit’, ‘Unsvergessenheit’, de noodzaak van een paradigma-shift, en hoe die doorwerkt in hoe we wonen

Flip Krabbendam

In mijn essay ‘Individualisme, korte lontjes en komplottheorieën versus de wederkerige omgeving’ (zie het essay op deze site, hiervoor, en voor de Engelstalige versie::
https://www.academia.edu/66209776/Individualism_short_fuses_and_conspiracy_theories_versus_the_reciprocal_environment )
heb ik geprobeerd een verband te leggen tussen aan de ene kant het neoliberalisme aan aan de andere kant de problemen van eenzaamheid in de samenleving en het feit dat wij continu aan reclames worden onderworpen die ons vertellen wat we willen. Een essay dat uitmondt in de aanbeveling om de maatschappij, en daarmee ook de gebouwde omgeving, in te richten op basis van 1) de wederkerigheid van het individu en ‘de ander’ en 2) de wederkerigheid van producent en gebruiker.
Er is echter nog een belangrijke factor die deze transitie in de weg staat en dat is de manier waarop we over onszelf denken. Daarover hieronder meer.

Persoonlijkheid en wat ‘werkt’
In de gangbare manier van denken heeft ieder z’n eigen voorkeuren, bijvoorbeeld waar het gaat om hoe we wonen, wat we consumeren, vakantie, vrienden en kennissen, hobbies en werk. Op grond van deze voorkeuren proberen we in ons leven een verzameling van objecten, activiteiten en personen, op te bouwen die voor ons ‘werkt’, waarin we ons thuis voelen; een omgeving waar wij als persoon, met onze ideeën, interessen en vaardigheden, deel van uit kunnen maken.
Waar wij niet goed op reageren, daar keren we ons vanaf, wat in dit perspektief niet verwonderlijk is. Vreemde omstandigheden, smaken, geluiden, gebruiken of opvattingen, ‘werken’ niet altijd voor ons!
Personen die zich verbonden hebben met deze vreemde omstandigheden, daar voelen we ons niet bij thuis, omgang met zulke personen ‘werkt’ niet. In meer extreme gevallen kunnen we zulke personen zelfs zien als een bedreiging; dan blijven we het liefste bij ze uit de buurt. In het slechtste geval is dit een basis voor ‘tribal thinking’…

Persoonlijkheid en ontwikkeling
Er bestaat ook een andere benadering waarbij we, als we naar onze omstandigheden kijken, niet zoeken naar ‘wat werkt’ maar ons afvragen of we deze misschien ook anders kunnen zien, in een ander licht kunnen stellen en misschien ontwikkelen. Laten we dit een dichterlijke of creatieve houding noemen.
Dit hangt nauw samen met hoe we naar anderen kijken, waarbij we ons niet afvragen of ze bij ons passen, of het tussen ons zal ‘werken’, maar ons openstellen voor hun ideeën en vaardigheden, en voor hoe die onze eigen gewoonten, ideeën en vaardigheden mede bepalen. Dit is essentieel, want hoe weet ik of ik goed kan koken, tekenen, een vreemde taal spreken of logisch denken. Ben ik stoer, medelevend of grappig? Ben ik muzikaal, fantasievol of leergierig? Allemaal eigenschappen die deel uitmaken van onze persoonlijkheid en bij elk van die eigenschappen hebben we ‘anderen’ nodig om deze te gronden. Want hoe zou ik kunnen weten of ik goed kan koken als er geen anderen zijn die van mijn gerechten genieten?! Hoe weet ik of ik grappig ben als er geen anderen zijn die om mijn grappen lachen? In deze benadering zijn ‘anderen’ essentieel. Net zo goed als andere omstandigheden: hoe mijn buren of vrienden hun huis hebben ingericht helpt mij om te bepalen wat ik van mijn eigen interieur vind: is het rommelig, modern, oubollig, romantisch, informeel of modieus?
Hoe we naar onze omstandigheden en naar anderen kijken staat dus los van de vraag of wij ons er thuis bij voelen; het gaat hier om de context die onze persoonlijkheid mede definieert en het mogelijk maakt dat wij onze gewoonten, ideeën en vaardigheden vernieuwen als deze in een nieuw daglicht gesteld worden.

Twee paradigma’s
Er is hier sprake van twee paradigma’s. Het eerste, waarin we uitgaan van wat ‘werkt’, zal ik ‘mechanistisch’ noemen. En het paradigma waarin we open staan voor vernieuwing zal ik ‘creatief’ noemen.
Nu is het mechanistische paradigma waarschijnlijk het meest gangbaar. Het sluit aan bij een nuchtere kijk op de wereld en op de samenleving. De relaties met de omgeving en kontakten tussen mensen worden hier opgevat als een soort mechanismen. We kijken welke omgeving het beste ‘werkt’ waar we wonen, als we met vakantie gaan of op het werk, en wat ‘anderen’ betreft, ook daar kijken we of het ‘werkt’, zodat we het samen goed kunnen vinden en goed kunnen samenwerken.
In het creatieve paradigma staan we open voor ‘vreemde’ omstandigheden, gewoonten, opvattingen en werkwijzen. Dit paradigma laat zien dat er iets steeds nieuws kan ontstaan, en dat onze persoonlijkheid hierdoor in kwalitatieve zin kan groeien.

Van welk paradigma gaan we uit?
Op het eerste gezicht is het mechanistische paradigma, het meest logisch, functioneel, zakelijk, kortom realistisch.
Dit terwijl het creatieve paradigma, meer iets lijkt voor dromers, voor idealisten. Nieuwe gezichtspunten door andere omstandigheden, of contact met ‘anderen’, dat klinkt al vaag. En bij nadere beschouwing gaat het nog verder: in ons denken kunnen nieuwe inzichten spontaan ontstaan, ook zonder de inwerking van andere omstandigheden of anderen. We hebben allemaal wel eens een ingeving. En soms zelfs een geweldig idee! Uit het niets.
De keuze tussen de paradigma’s lijkt simpel. Laten we nuchter blijven en ons niet in dromen over creativiteit begeven. En een ingeving ‘uit het niets’, dat is misschien leuk gezegd, maar daar zal heus wel een deugdelijke verklaring voor zijn, gebaseerd op de werking van het mechanisme van de hersenen. Het mechanische paradigma wordt hier gesteund door de wetenschap. Jammer voor alle dromers op de wereld, maar het creatieve paradigma blijft hier wel erg vaag zonder deugdelijke verklaring.
Als we nu het mechanistiche paradigma omarmen dan moeten we maar voor lief nemen dat wij niet altijd open staan voor anderen, dat we ons zelfs wel eens zullen moeten verzetten als zij, met hun ideeën, interessen en vaardigheden die voor ons niet werken, te dichtbij komen.

Een logisch verhaal  
Stel we zijn in goed gezelschap naar een vakantieoord afgereisd. Binnen groep kunnen we het goed met elkaar vinden. Overdag gaan we leuke dingen doen, zoals een keer naar een pretpark met een adembenemende achtbaan. Na afloop voelen we ons allemaal erg opgewonden en gelukkig. Dit werkte toch maar goed voor ons, onze persoonlijkheid is helemaal wakker geworden en opgefrist. En laten we wel wezen, hiervoor hebben we geen vaag verhaal nodig over creativiteit. Hoe we ons voelen is volkomen logisch verklaarbaar. Er zijn door onze actie stroompjes en stofjes in de hersenen ontstaan die ons de ervaring van geluk veroorzaken. Dat is wetenschappelijk bewezen, daar hebben we niks aan toe te voegen. Het principe is simpel! Betrouwbaar! Logisch! We kunnen er rustig van genieten.

http://flipsight-on-the-flipsite.nl/wp-content/uploads/2023/11/1005.jpg.
        Opwinding door stroompjes en stofjes in de hersenen

Of toch niet?
De ervaring verklaren uit hersenwerking, niks ten nadele van de wetenschap, maar neurowetenschappers hebben hier toch een probleem. Want hoe kunnen stroompjes en stofjes in de hersenen nu een bepaalde ervaring genereren? Hoe ontstaat de ervaring van de kleur ‘rood’ uit een stroompje dat het netvlies produceert als er licht op valt?
Nu wordt er wel gedacht dat de neurowetenschappen nog niet zo ver zijn, en dat dat een kwestie van tijd is voordat dit ‘raadsel van de ervaring’ zal zijn opgelost.
Maar laten we nuchter blijven en een beroep doen op de logika. Is het geoorloofd om onze ervaring te verklaren door ons te baseren op wat we ervaren, zoals stroompjes en stofjes, of verschijnselen die we nog moeten ontdekken…. Dat komt neer op een tautologie! Het lijkt wel erg optimistisch om te verwachten dat deze tautologie in de toekomst zal worden opgelost…
Hoe de ervaring ontstaat is wetenschappelijk onverklaarbaar. We kunnen zeggen dat ervaringen ‘uit het niets’ ontstaan, en dat geldt niet alleen voor ingevingen, maar voor alle ervaringen! Het blijft een mysterie waar ervaringen vandaan komen, maar hoe we het ook draaien of keren, als we nuchter willen blijven zullen we moeten toegeven dat we terecht gekomen zijn in het creatieve paradigma…

‘Seinsvergessenheit’ en ‘Unsvergessenheit’
In het mechanistische paradigma wordt er dus geen aandacht besteed aan het mysterieuze ontstaan van onze ervaring, terwijl er wel vanuit wordt gegaan, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Filosoof Martin Heidegger sprak hier van ‘Seinsvergessenheit’. In het Nederlands: ‘Zijnsvergetelheid’. Een levenshouding waarin we voorbij gaan aan de vraag hoe het mogelijk is dat we weet hebben van de wereld, hoe het mogelijk is dat we ‘zijn’. Waarbij we het feit dat we ervaren achteloos in onze zak steken om ons vervolgens af te vragen of er ergens nog iets te beleven valt… Terwijl het besef van het mysterieuze ontstaan van de ervaring, welbeschouwd, veel opwindender is dan zeg een achtbaan.
Als we nu kijken naar onze sociale contacten dan zien we dat deze in het mechanistische paradigme worden opgevat als combinaties van  individuele mechanismen die al of niet kunnen ‘werken’. Ook hier stuiten we op een probleem. Hier wordt namelijk voorbij gegaan aan het feit dat persoonlijke eigenschappen onherroepelijk gerelateerd zijn aan ‘ons’. Aan het feit dat wij alleen handig, grappig, muzikaal, geleerd, verstrooid of wat dan ook kunnen zijn, in relatie tot ‘anderen’. Dit zouden we met een knipoog naar Heidegger misschien ‘Unsvergessenheit’ kunnen noemen.
Zo komen we ook uit bij het creatieve paradigma als we kijken naar de betekenis van sociale contacten voor onze persoonlijke identiteit. Door de ‘onsvergetelheid’ achter ons te laten ligt de weg open om onze persoonlijkheid en onze omstandigheden te ontwikkelen, terwijl we misschien ook ‘tribal thinking’ kunnen vermijden.

Kwantitatieve groei en neoliberalisme 
Onze ideeën, interessen en vaardigheden kunnen zich in het creatieve paradigma ontwikkelen, en daarmee ook onze omgeving. Zo zou het mysterie van onze ervaring voelbaar kunnen worden in kwalitatieve ontwikkelingen van onze persoonlijkheid, in onze relaties met anderen en in de manier waarop we onze wereld vormgeven.
Dit terwijl men In het mechanistische paradigma niet zo enthousiast is over dit soort vage en ‘gevaarlijke’ experimenten met de ervaring en met onze persoonlijkheid. Wat neer kan komen op stilstand. En als in dit mechanistische paradigma de kwalitatieve groei wordt vermeden is het niet onbegrijpelijk dat dan wordt uitgeweken naar kwantitatieve groei. Men gaat streven naar meer, naar maximalisatie van de consumptie. ‘Groot is mooi en veel is lekker’.
Een streven dat het neoliberalisme in de kaart speelt. Deze gangbare economische praktijk gaat graag in op deze consequentie van het mechanistische paradigma, maar ondersteunt daarmee een onhoudbaar paradigma en bewijst ons daar dus geen dienst mee. Zeker niet
als zij deze ondersteuning onderstreept met een bombardement van reclames dat de gebruiker nog verder op weg helpt in de verkeerde richting. Een handelwijze die ook al een zware claim heeft gelegd op onze natuurlijke omgeving.
De overgang naar het creatieve paradigme is dus niet alleen een erkenning van ‘wat wij zijn’ (bewust levende wezens die zichzelf en hun omgeving op creatieve wijze kunnen ontwikkelen) maar ook een stap in de richting van ‘wat is verstandig’ (voorkomen dat wij onze natuurlijke habitat uitputten en vervuilen).

Keuzevrijheid
Dat in de neoliberale economische praktijk gemikt wordt op het mechanistische paradigma kan ook afgelezen worden aan de manier waarop vraag en aanbod op elkaar worden afgestemd. Hier wordt namelijk uitgegaan van een zo groot mogelijk aanbod zodat er ‘voor ieder wat wils’ te vinden is, dat wil zeggen dat individuele gebruikers kunnen kiezen voor wat voor hun, als individu, ‘werkt’. Hierbij zijn wensen of behoeften die ontstaan aan de kant van gebruikers niet als uitgangspunt genomen, gebruikers moeten het doen met wat aangeboden wordt. Het gaat vooral om keuzevrijheid.
Waarbij opgemerkt kan worden dat een groot aanbod ook te groot kan worden, als gebruikers beginnen te verdwalen op hun zoektocht naar ‘wat werkt’.


  Door het aanbod te vergroten kan de gebruiker verdwalen op zijn zoektocht naar ‘wat werkt’ 

Nu wordt aan de kant van de producent wel ‘geleend’ bij het creatieve paradigma als zij proberen ‘nieuwe’ producten aan de man te brengen. Ook reclamebureaus doen hun best producten, diensten en tegenwoordig ook ervaringen als ‘nieuw’ te presenteren. Dit is muisschien een stap in de goede richting, meer er is nog steeds geen sprake van een samenwerking van producenten en gebruikers, een wisselwerking, waarbij de creativiteit van beide kanten kan zorgen voor nieuwe producten, diensten en ervaringen.

Updates bij mensen
Het creatieve paradigma is niet altijd even populair. Veel mensen hechten aan hun identiteit waarin oude waarden en normen besloten liggen. Zij willen daaraan vasthouden en verzetten zich tegen verandering. Daarbij is het denkbaar dat zij creativiteit zien als een vorm van verraad aan hun waarden en normen, die zij willen behouden, samen met het wereldbeeld waarin deze verankerd liggen.
Ook voor anderen is het creatieve paradigma niet altijd makkelijk. Voorl ouderen kunnen hier moeite mee hebben. Met alle respect: een vergelijking met de computer. Hier duren updates langer naarmate ze ouder zijn, totdat het niet meer lukt en er een nieuwe gekocht moet worden. Misschien geldt hetzelfde wel voor mensen. Om met onze tijd mee te gaan hebben we regelmatig een update nodig. Dingen die we gewend waren, moeten anders. Wie gewend is met potlood en pen te tekenen op papier, moet leren te tekenen op de computer. Wie gewend is een kaartje te kopen op het station moet nu een OV kaart kopen en deze opladen, om vervolgens in- en uit te checken op het station. Wie ooit naar het gemeentehuis ging voor een bepaalde dienst, wordt nu verwezen naar een website. Steeds moeten we nieuwe vaardigheden aanleren en ouder men is, hoe moeizamer de update verloopt.

Conservatisme
Als we niet mee willen of kunnen veranderen, dan ligt conservatisme voor de hand. Maar dat betekent dat we in herhalingen vervallen, en dit kan ons parten gaan spelen.
Als we leren autorijden moeten we heel wat handelingen automatiseren en dat doen we door ze te herhalen. Eenmaal geautomatiseerd worden deze handelingen goeddeels onbewust en dat maakt dat we onze aandacht kunnen richten op alles wat we met de auto kunnen doen. Maar als we steeds hetzelfde ritje maken, raakt ook dat geautomatiseerd en dan dreigt ons bewustzijn te verdwijnen. Zo kunnen we ook ons dagelijks leven automatiseren door dezelfde handelingen steeds te herhalen. Maar een dergelijke manier van leven, op de ‘automatische piloot’, gaat tenkoste van ons bewustzijn, we dutten in en zo kunnen ook onze herinneringen verdampen. Heb ik het gas dicht gedaan? Heb ik de poes eten gegeven, zit de voordeur op slot? Hier zou wel eens een verband met Alzheimer kunnen zijn.
Maar gelukkig, als nieuwe updates ons te veel worden hoeven we niet per-sé te vluchten in conservatisme, herhaling, automatisering en verlies van ervaring en geheugen. We kunnen onze ervaringen in leven houden, en onze persoonlijkheid verdiepen en verrijken, ook zonder moeizame ‘updates’, door andere dingen te doen dan we gewend zijn (niet noodzakelijkerwijze nieuwe dingen) in onze ‘oude’ omgeving en praatjes te maken met vreemden op straat of in de bibliotheek. Door een voorzichtig ‘dichterlijk’ leven te leiden in plaats van onszelf weg te automatiseren.
Wat we vaak zien bij ouderen is dat zij het verleden en hun stamboom gaan onderzoeken. Ook dit kan hun persoonlijkheid, hun ideeën, interessen en vaardigheden, in een nieuw licht komen te staan en daarmee verdiept en verrijkt worden.

Nostalgie
Als updates ons te veel worden kunnen we ook besluiten dat de laatste updates ons op een dwaalspoor hebben gebracht. Dat het vroeger beter was. Maar kunnen we terug? Vroeger had mijn vader een Kever, dat was een gewone, gangbare auto. Wie nu een kever ziet stopt zijn wandeling en kijkt er vertederd naar. ‘Ach wat schattig,wij hadden er vroeger net zo-één’ klinkt het dan. (Ik kan het weten, ik heb zelf een oude Kever) Maar hier klopt iets niet.


                              Nu schattig, vroeger gewoon

Deze auto is nu ‘schattig’ en niet meer ‘gewoon’. Oorzaak: we kijken vanuit het heden, en dat is een heel andere context dan die uit de tijd dat deze auto nog actueel was. Dat wil zeggen: de wereld waar we nostalgies naar verlangen is getekend door het heden! Een treffende illustratie van het feit dat onze persoonlijkheid nieuwe betekenissen kan opnemen die de oude in een nieuw daglicht stellen

Wonen en wederkerigheid
Het creatieve paradigma, wat betekent dat voor hoe we onze woonomgeving inrichten?
Als we kijken naar onze contacten met ‘anderen’ dan zou het wenselijk zijn dat we niet met te veel anderen geconfronteerd worden. Als we wonen in een immens flatgebouw met 500 inwoners komen we als individu niet tot ons recht.
Het valt te overwegen om de sociale context van de huishouden in eerste instantie te beperken tot een kleine groep. Een portiek, een cul de sac, een galerij of een woongroep. Om een idee te krijgen van een dergelijke context, is een grotere context vereist, bestaande uit een aantal van deze groepen die zijn opgenomen in bijvoorbeeld een woonhof, een woonblok of een kleinschalige straat. Ook deze sociale context vraagt weer om opgenomen te worden in een volgend, hoger, sociaal-ruimtelijk schaalniveau, zoals een buurtje.


Stampioendwarsstraat in Rotterdam, een kleinschalige context voor huishoudens

Zo voortredenerend ontstaat een stedelijke boomstructuur van sociaal-ruimtelijke schaalniveaus waarin bewoners zichzelf en elkaar kunnen plaatsen. Zo kan de wederkerigheid van individu en ‘de ander’ worden ondersteund.
Nu mag verwacht worden dat bewoners zich ook op de ruimtelijke kant van de door hen bewoonde schaalniveaus zullen betrekken. Zoals men de eigen woning naar eigen inzichten inricht, zo kan men ook de hogere schaalniveaus inrichten en vormgeven. Hiervoor is overleg nodig, niet alleen met de andere betrokken gebruikers, maar ook met degenen die zich praktisch met de inrichting van de schaalniveaus gaan bezighouden.
Hier hebben we het over de wederkerigheid van ‘gebruikers’ en ‘producenten’. Overleg tussen beide rollen kan leiden tot creatieve processen waarin uitvindingen worden gedaan en ontwikkelingen ontstaan die nieuw zijn en typerend voor de betrokkenen. Hier is dus sprake van overleg met de kans op bewoners eigen ontwikkelingen In plaats van een markt waar men vraag en aanbod op elkaar probeert af te stemmen (lees: waar producenten de gebruikers proberen te manipuleren om goederen en diensten af te nemen omwille van de groei van hun bedrijven)

Reizen en vakantie in de buurt
De resultaten van het overleg en het werk op de verschillende sociaal-ruimtelijke niveaus kan bezoekers of voorbijgangers inspireren. Dat kan al gebeuren in een andere straat of in de buurt. Door wat zij daar zien kunnen zij de niveaus waar zij zelf op betrokken zijn in een nieuw licht zien. En misschien zullen zij hiervoor ook ideeën opdoen.
Zoals wanneer we reizen en op vakantie gaan: door de gepleisterde en geschilderde gevels in Duitsland kunnen we onze alomtegenwoordige bakstenen herontdekken, als we mensen in Frankrijk met elkaar horen praten, horen we onze eigen taal met nieuwe oren, als we gefietst hebben in Engeland kunnen we de fietspaden in eigen land nog meer waarderen en zij die terugkeren van een reis naar de Verenigde Staten realiseren zich misschien hoe bijzonder onze Europese binnensteden zijn.


                      Hoe klinkt onze eigen taal in Parijs?

Een boom opzetten          
Hoe een sociaal-ruimtelijke boomstructuur eruit zou kunnen zien, daarover heb ik eerder geschreven, bijvoorbeeld in het bovengenoemde essay ‘Individualisme, korte lontjes, komplottheorieën versus de wederkerige omgeving’. http://www.flipkrabbendam.nl/cat5.php
Daarom zal ik daar in dit essay slechts heel in het kort op in gaan.
De eerste wederkerigheid, die tussen individu en ‘de anderen’ vraagt zoals we hebben gezien om een sociaal-ruimtelijke boomstructuur. Deze is over het algemeen gedeeltelijk aanwezig. De woning is opgenomen in de context van de straat, de straat is opgenomen in de buurt, de buurt is opgenomen in de wijk enz. Toch zijn hier twee bedenkingen te maken: ten eerste is het gat tussen het individuele huishouden en de straat, of een flatgebouw, vaak zo groot dat deze geen betekenis heeft als sociale context voor deze huishoudens. Hierdoor zijn bewoners meteen al geïsoleerd ten opzichte van elkaar en het grotere geheel van de maatschappij. Hier moet dus gezorgd worden voor ‘overbruggende’ schaalniveau. Ten tweede: de schaalniveaus die er zijn, missen vaak de sociale voorzieningen waardoor we zouden kunnen spreken van sociaal-ruimtelijke schaalniveaus. Hier zijn dus sociale voorzieningen gewenst. Misschien een buurthuis, maar ook sport- en wandelgebieden, bankjes en gespreksaanleidingen.

Decentralisatie van de productie
Dan ten tweede de wederkerigheid, die tussen producenten en gebruikers. Ook deze is veelal ‘gemankeerd’. Dit kan het gevolg zijn van het feit dat sociale voorzieningen en verbanden op de veschillende schaalniveaus ontbreken, waardoor de ‘gebruiker’ hier ook niet georganiseerd is. Daarbij ontbreken vaak ook voorzieningen voor de ‘producenten’ op de verschillende niveaus. Dit lijkt geen probleem zo lang de productie plaats vindt op landelijk of hoger niveau, maar als de productie meer op lokale niveaus plaats zou vinden, zouden producenten en gebruikers hun omgeving kunnen ontwikkelen en hun eigen ‘uitvindingen’ doen, waarbij beide partijen meer betrokken zouden zijn bij de productie en bij het eindproduct. Waardoor opdringerige reclame overbodig wordt.
Positief punt hier: in verschillende steden streeft men inmiddels naar locale productie, waarbij men zich organiseert in coops en commons.

Zo makkelijk gaat dat niet
Het creatieve paradigma mag dan misschien ‘realistischer’ zijn, maar als dit om aanpassingen in de gebouwde omgeving vraagt dan is het nog niet zo eenvouding de overstap te maken.
En wat de omvorming van de productie betreft: deze zou in overeenstemming kunnen worden gebracht met de decentralisatie en wederkerigheid van producenten en gebruikers, maar laten we niet verwachten dat dat vanzelf gaat! Hier staan immers kwantitatieve groei en winst voorop… en gevestigde belangen!
Het creatieve paradigma mag dan meer realistisch zijn omdat men als persoon open staat voor voor de feed-back van ‘anderen’, maar niet iedereen is even ontvankelijk voor de mening van ‘anderen’. Zo kan de bard in ‘Asterix en Obelix’ maar niet begrijpen, of accepteren, dat zijn muzikale kwaliteiten door de anderen niet zo hoog staan aangeschreven als hij zelf denkt. Ook kan het voorkomen dat ‘anderen’ (nog) niet in staat zijn bijzondere kwaliteiten te onderkennen. Alle vormen van overleg die in het creatieve paradigma en de wederkerigheden die daar uit voortvloeien houden het risico in van misverstanden, ‘ik ben beter dan jij’, ‘waar maak je je druk over?’, haantjes gedrag, coalitie vorming, onzekerheid of ijdelheid…
Daar komt bij dat elk land zijn eigen ‘republikeinen’ heeft. Hier is het zaak hun standpunten goed te onderzoeken en de kern ervan te vatten. Een mening kan nog zo controversieel zijn, stompzinnig desnoods, maar er zit altijd iets in dat waardevol is, iets dat door welke oorzaak of reden dan ook niet het voetlicht komt.
En last but not least: het is niet onverstandig om bij samenwerking de vraag ‘werkt het tussen ons’ uit het mechanistische paradigma serieus te overwegen, om dat als basis te gebruiken voor verdere interesse in elkaars ervaringen. Beschouw deze vraag als een creatief hergebruik van een onderdeel van een verlaten paradigma.

Kunst
De overgang naar een nieuw paradigma is een moeizaam proces. Wie zichzelf ziet als een mechanisch werkend individu en streeft naar maximalisatie van consumptie, zal misschien creatieve processen wantrouwen en niet openstaan voor wat ‘anderen’ te melden hebben. Blind zijn ook voor de mysterieuze basis van de menselijke ervaring, voor de dichterlijkheid, waarin de nadruk ligt op de kwaliteit van de ervaring, op verwondering, waardoor een vlucht in het kwantitatieve overbodig wordt.
Misschien wel in alle culturen worden periodiek feesten gehouden, die misschien ooit bedoeld zijn om het mysterie van onze ervaring aan de orde te stellen, het mysterie dat in onze creativiteit zichtbaar kan worden. Maar het is de vraag of de feestdagen zoals ze nu zijn vormgegeven en overgeleverd hiertoe kunnen bijdragen. Misschien moeten we onze hoop vestigen op de wereld van de kunst, waar wat bekend is in een nieuw licht wordt gesteld. Nog wel even de vraag in welke kunt ‘het gebeurt’ op dit moment. Ooit was het de schilderkunst, de architectuur, de film, de literatuur en toen de popmuziek, maar gebeurt het nu…?

*Een verkorte uitgave va het boek dat ik niet van plan ben te gaan schrijven

Flip Krabbendam  Augustus 2022

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *