Ontwerpmethode ‘Veld en Volume’


Een structuur die dwingt en wringt
In het begin dan de tachtiger jaren maakten Lex Veldhoen en ik een reis door de Verenigde Staten en Canada, op zoek naar woongemeenschappen. Interessante voorbeelden wilden we gebruiken voor een tentoonstelling die we samen met de Stichting Wonen in Amsterdam zouden maken. Een tentoonstelling die de naam 'niet alleen wonen' zou krijgen.
Voor ons onderzoek bezochten we natuurlijk ook San Francisco, de etalage van alles dat alternatief was. De amerikanen waar we te gast waren wilden ons graag meer laten zien, en zo kwamen we terecht op de Lombard Street. Een straat met vele haarspeldbochten.   
Om te begrijpen wat hier aan de hand was moet je weten dat San Francisco, naar Amerikaans model, een stedenbouwkundig plan heeft dat is gebaseerd op een rechthoekig grid. Als je dit toepast in een stad die op heuvels is gebouwd, dan is de consequentie hiervan dat sommige straten steil omhoog/omlaag lopen. Dat betekent in deze tijd, voor automobilisten, dat het soms lastig is om bij het naderen van een kruispunt over de motorkap heen te kijken of het kruispunt vrij is, maar deze consequentie heeft men aanvaard.  
Een andere consequentie is dat straten soms erg steil zijn, wat veel vraagt van de motor en de remmen, terwijl je bij het parkeren niet meer op de handrem kunt vertrouwen. Nu was er een straat die werkelijk te steil werd: de Lombard Street.      

          

 

Een probleem dat men alleen kon oplossen door het toepassen van vele haarspeldbochten. Een verbazingwekkende manier van ontwerpen. Eerst een dwingende structuur opleggen aan het landschap, de problemen die daardoor ontstaan op de koop toenemen en alleen als het echt te veel gaat wringen, een incidentele noodoplossing inlassen.       

Een structuur die swingt en zingt
Wat mij betreft was dit toch een inspirerende aanpak. Het zou het uitgangspunt van een ontwerpmethode kunnen zijn. Begin met een simpele structuur. Zorg daarbij dat het plooibaar is, zodat het aanleiding kan geven tot  een verdere ontwikkeling. Waarbij noodoplossing plaats kunnen maken voor interessante ontwerpopgaven die vragen om creatieve oplossingen. Wat ik zocht was een structuur die kon swingen en zingen.

 

Veld en volume
Omdat ik bezig was met de ruimtelijke structuur van woongemeenschappen zocht ik een structuur om snel een ruimtelijke basisstructuur te kunnen bouwen, op grond van een paar begineisen. Deze basisstructuur zou je dan vervolgens kunnen confronteren met allerlei nadere eisen, die zouden leiden tot evenzovele noodoplossingen. Ziedaar een inspirerend uitgangspunt voor de ontwikkeling van het ontwerp.  
Het idee om de ruimtelijke basisstructuur te kunnen bouwen baseerde ik op een boomstructuur. Dit was in overeenstemming met het idee van opeenvolgende sociale niveaus dat voor woongemeenschappen van belang was: een opeenvolging van privevertrek, woonkamer, groepsruimte (cluster of portiek), de hof (of cul de sac) en projectruimte (of straat). 
De opeenvolgende niveaus maakte ik zichtbaar met vlakken of velden van verschillende kleuren. De invulling  van deze door velden gevormde boomstructuur maakte ik zichtbaar door middel van volumes die dezelfde kleur hadden als het veld waar ze op geplaatst werden. 
Zou deze structuur nu ook kunnen swingen en zingen? De ontmoetingspunten van de verschillende velden was flexibel, zodat de ruimtelijke basisstructuur naar alle kanten plooibaar was. Of dat ook swingen zou worden, dat zou afhangen van de architect. En wat het zingen betreft, ook dat zou dat zou afhangen van de uitwerking. Er was speelruimte genoeg, maar een creatieve oplossing, ook dat bleef afhankelijk van de architect.     

Variaties
Met deze aanpak kon je eindeloos varieren: de velden maakten het mogelijk te varieren met het aantal blaadjes per twijg, twijgjes per tak en takken per stam. Hierbij kon je ook beslissen welke velden, of sociale niveaus, naast elkaar of boven elkaar zouden moeten liggen. De volumes maakte vervolgens het mogelijk te varieren met de voorzieningen en daarmee het ruimtegebruik per niveau.
Zo kon ik op eenvoudige wijze talloze basisstructuren produceren. Als je een groep wilde ontwerpen, met drie niveaus: privevertrek, woonkamer en groepsruimte, dan waren er al 56 verschillende mogelijkheden. Zie de illustratie hieronder.

  

  
Typologieenmachine
Door te experimenteren met verschillende basisstructuren bleek dat er zowel bekende als nieuwe typologieen konden ontstaan. Zo was de 'veld en volume' methode een soort typologieenmachine. Een welkom middel bij het ontwerpen van woongemeenschappen, een gebied waar nauwlijks voorbeelden voorhanden zijn. En als er voorbeelden zijn, dan zijn het vaak aangepaste versies van bestaande typologieen.

   
 
Rechts op de voorgrond een voorbeeld van een bestaande typologie: Galerijwoningen, met woonkamer en privevertrekken op dezelfde verdiepingen (flats), op de kop een gemeenschappelijke lifthal (wat schaalniveau betreft overeenkomend met een groepsruimte), op de begane grond een lifthal en een gemeenschappelijk groengebied (wat schaal betreft overeenkomend met een hof).
De hoge toren achter is een voorbeeld van een nieuwe typologie: vier maisonnettes aan weerszijde van gemeenschappelijke (gele) groepsruimten, telkens drie verdiepingen (drie groepen of twaalf maisonnettes) die beschikken over een gemeenschappelijke verdieping, met (groene) hofvoorzieningen, en voor de hele toren een (rood) gebied op de begane grond, de projectvoorzieningen, met binnen en buitenruimte, voor de vijf hoven.

Selectie van alternatieven
Deze manier om een ruimtelijke basisstructuur te maken werkt eenvoudig en zo kun je snel een aantal varianten maken. Op de illustratie hierboven is de voorste, de lage, toren ontstaan uit de achterste door de eis te laten vallen dat privevertrekken, slaapruimten, zich boven de woonkamer zouden moeten bevinden. Door van maisonnettes over te gaan op flats. Variaties kunnen ontstaan door begineisen te veranderen. Dit geldt niet alleen voor de vraag wat boven wat moet liggen, zoals in het voorbeeld hierboven, dit geldt ook voor aantallen: maken we grote of kleine groepen. Tevens kan overwogen worden bepaalde niveaus weg te laten. Bijvoorbeeld het niveau van de groepsruimte cq het portiek, of het niveau van de hof cq fde cul de sac. Doordat je snel kan zien waar het heen gaat als je bepaalde eisen stelt kun je ook snel terugkoppelen en eisen aanpassen. Want dat is een probleem met elk ontwerp: je stelt eisen zonder te weten waar ze, samen, toe zullen leiden.   
       

Juinen
Om te zien hoe er met deze ontwerpmethode kon worden gewerkt heb ik een proef opgezet. De opgave was om een woongemeenschap vorm te geven in een fictieve locatie, een leeg gekomen broodfabriek in een buurtje in Juinen.   
Hiervoor heb ik in eerste instantie gevarieerd met de begineisen, waardoor er vier alternatieve basisstructuren ontstonden. Op de illustratie hieronder: links, achter en boven. Op deze structuren heb ik fictieve bewoners laten reageren. Ik verwachtte een keuze, maar het resultaat was dat alle vier de alternatieven hun eigen kwaliteiten hadden. Waardoor de opgave veranderde: in plaats van een alternatief uit te werken moest ik nu een vijfde basisstructuur ontwerpen waarin de voordelen van de andere vier gecombineerd zouden worden. Deze is te zien rechts vooraan op de onderstaande illustratie. 

 

Deze structuur kon ik vervolgens uitwerken tot het rechtsonder afgebeelde schetsontwerp, dat ondergebracht zou moeten worden, in een fictieve situatie, zie de illustratie hieronder, een leegstaande broodfabriek.     

 


 


Swingen en zingen
Het zou te ver voeren om het ontwerp in het kader van deze blog verder te bespreken, ik wil me beperken tot m'n conclusie, namelijk dat ik over een inspirerende 'ontwerptool' beschikte. Dit zou ook uit latere experimenten en toepassingen blijken. Het was en is nog steeds een avontuur om ermee te werken, wat verrassend is omdat de 'productie'  van basisstructuren op een eenvoudig idee is gebaseerd: het bouwen van een boomstructuur. Maar hoe eenvoudig dit idee ook is, het genereert steeds typologieen, nieuwe en bekende, die swingen en die bij nadere uitwerking mogelijk ook tot zingen te bewegen zijn.  

— 

Voor een meer recente ilustratie van de methode wil ik verwijzen naar: 

https://www.academia.edu/93025027/Co_creating_co_housing_A_manual_in_17_chapters

Hierin ga ik uitgebreid in op de mogelijkheden die de methode biedt als het gaat om de samenwerking van de architect met bewoners en op de kwaliteiten van de gebouwde omgeving die ven belang zijn voor de onderlinge betrokkenheid van bewoners.    

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *